Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Pierre

 

 

"In Vlaamse Velden… where poppies blow"

Ieper 26 september 2014

Vrijdag 26 september vroeg in de morgen: de ochtend had nog nauwelijks een lichtende streep getrokken aan de horizon… en toch stonden ze daar, alle 26, ook ons madammekes! Julius Caesar wist het al: van alle Belgen zijn de Tienenaars de dappersten! Zelfs een haperend horloge (dat beweerde hij toch!) kon Victor niet tegenhouden om zich op het laatste nippertje in militaire pas alsnog aan te melden bij de groep!  En dus kon Gunther met slechts luttele minuten vertraging onze bus op gang trekken: D-day was begonnen!

De gevreesde files bleven zo goed als achterwege, zodat de Vredesstad met ruime voorsprong op het voorziene tijdstip bereikt werd. En het werd meteen een entree van formaat: via de indrukwekkende Menenpoort, hét symbool van “Ypres Salient”, tot vlakbij de trotse Lakenhallen, dat andere fiere zinnebeeld van oorlogsleed en wederopstanding! De toon van wat de rest van de dag ons zou brengen, was meteen gezet!

In het Museumcafé, waar we op “koffie met bijschenk” verwacht werden, hadden ze zo’n vroege invasie blijkbaar niet verwacht! Maar de koffie kwam en de koekjes gingen vlot van de hand, ook bij sommige dames… maar dat was van de honger natuurlijk! Toen Pierre van de rustpauze gebruik maakte om de gevraagde pasfoto’s op te halen, gebeurde precies wat hij had verwacht: de helft was het vergeten! Trek  met zulke soldaten naar de oorlog… Maar allen beloofden ze plechtig het goed te zullen maken…

Dan maar voor een vrij bezoek naar het Flanders Fields Museum. Er groeide enige hilariteit omwille van de polsarmbandjes (de link naar Victor natuurlijk!), maar wat volgde tijdens het bezoek was niet van die aard om vrolijk van te worden! Dit museum brengt het historische verhaal van de Eerste Wereldoorlog in de West-Vlaamse frontstreek. De volledig vernieuwde permanente tentoonstelling vertelt op een aangrijpende manier over de inval in België en de eerste maanden van de bewegingsoorlog, over de vier jaar stellingenoorlog in de Westhoek, over het einde van de oorlog en  over de voortdurende herdenking sindsdien. Honderden authentieke objecten en beelden, levensechte personages en interactieve opstellingen (waarbij Aarschot en Leuven uiteraard op heel wat belangstelling konden rekenen!) confronteren de bezoeker met het bittere oorlogsverleden. “In een land waar oorlog heeft gewoed,” getuigde iemand, “gaat die niet gauw voorbij, ook niet als die oorlog inmiddels een eeuw achter ons ligt. Voor elk van de meer dan 600.000 doden die vielen in ons land, voor elk van de ruim 425.000 graven en namen op monumenten, voor elk van de miljoenen getroffenen bestaat er een verhaal van verdriet, pijn en beproeving ergens in de wereld.” Omdat het wezen van de oorlog doorheen de tijd nog niet veranderd is en de mensheid haar lesje blijkbaar nog altijd niet heeft geleerd, is een ervaring als dit bezoek een onverbiddelijke must, al was het maar uit pure dankbaarheid tegenover hen die hier in haast onmenselijke omstandigheden vochten, leden en stierven in de stille hoop dat het na hen beter zou worden!

De lunch in “Het Zilveren Hoofd” bracht na deze beklijvende ervaring de nodige verpozing. Het Iepers tapjesvlees ofte gebraiseerd en gelardeerd varkensvlees met een romige mosterdsaus, groentjes en aardappelkroketjes kon velen bekoren, om nog maar te zwijgen over de “senateurstaart”, een oude streekspecialiteit uit de jaren ’50! Zet daar nog een fris aperitiefje voor en een lekker wijntje na, en alle bourgondiërs knorden van genot!!!

Veel tijd om na te genieten liet gids Ivan Woussen ons niet: hij was het die ons de hele namiddag op sleeptouw zou nemen. Algauw bleek dat hij over een aanstekelijke dosis energie en vooral een onvoorstelbaar rijke kennis beschikte, waardoor velen van ons al eens naar adem moesten happen!

Eerst troonde hij ons mee voor een korte wandeling met als thema “Ieper en de Eerste Wereldoorlog”.  Dat de Menenpoort het vertrekpunt werd, mag niet verbazen. Dit imposante Britse oorlogsmonument is een herinnering aan de duizenden en duizenden die langs hier naar het “slacht”veld trokken en vaak niet meer weerkeerden en “to those of their dead who have no known grave”. Tientallen kransen met bloedrode klaprozen, tonen dat de Britten hun doden niet vergeten. Met 54.896 zijn ze, vermiste soldaten en officieren van het Britse Gemenebest, hun namen in lange, haast eindeloze rijen naast elkaar op de muren gebeiteld… voor de eeuwigheid. Hun stoffelijke overschotten liggen ofwel ergens verloren in de Ieperse velden ofwel op een oorlogskerkhof rond Ieper met op hun grafsteen de eenvoudige vermelding “Known Unto God”.

Via de Sint-Maartenskathedraal -de kathedraal die geen kathedraal meer is!- met het schitterende roosvenster en het graf van “De Leeuw van Vlaanderen”, nam Ivan ons nog -in de rapte wegens dreigend PV! - mee naar “Saint George’s Memorial Church”, een Anglikaans kerkje gebouwd ter herinnering aan de Britse soldaten gesneuveld tijdens de drie gevechten aan de Ieperboog. Ze zou oorspronkelijk gebouwd worden op de Rijselpoort, tijdens de oorlog de hoofdingang voor de aanvoer van gewonde en dode soldaten, maar door allerlei bezwaren werd ze uiteindelijk op de huidige plaats gebouwd.

En dan begon, met de bus, de lange tocht langs de “Ieperboog Noord Route”. De Ieperboog (Ypres Salient) was een stuk geallieerd grondgebied dat vooruitstak in het Duitse bezette gebied in het westfront. Na de eerste slag om Ieper vielen de troepenbewegingen stil en beide partijen groeven zich in in een front rond Ieper en er begon een vier jaar durende stellingenoorlog. Je kan in de Westhoek haast geen dorpje voorbijrijden, of je passeert een soldatenkerkhof. Ivan trok met ons langs de Ieperboog naar enkele kerkhoven van verschillende nationaliteiten. We onthouden vooral de meest indrukwekkende: “Tyne Cot Cemetery“ in Passendale en het “Soldatenfriedhof” in Langemark.

Het eerste is het grootste Britse militaire kerkhof uit W.O.I in België.  De naam komt uit Northumberland, een landstreek met als grensrivier de Tyne. Cot staat voor cottage, huisje of hut. De graven vóór het “Cross of Sacrifice” liggen symmetrisch geschikt op een goed onderhouden grasveld met afwisselend bloemen, heesters en bomen:. Ze werden aangelegd na de oorlog, in rustiger tijden. De eerste graven achter het Offerkruis werden al aangelegd vanaf 1917: het was toen een hectische tijd onder volle beschieting, vandaar dat ze er minder geordend bij liggen. De grafstenen zelf zijn eenvoudige witte staande headstones met gebogen bovenvlak. Met duizenden liggen ze hier (11.956), officieren naast gewone soldaten, Joden naast Christenen, gekenden of enkel “Known Unto God”, broederlijk naast elkaar, uit alle hoeken van het Britse Gemenebest. Centraal staat het “Cross of Sacrifice”, een groot wit kruis gebouwd boven op een bunker die vóór de verovering als Duitse commandopost dienst deed. Het bronskleurig zwaard is een eerbewijs aan de niet-christenen. Achteraan staat de “Stone of Remembrance” met op alle begraafplaatsen dezelfde tekst: “Their name liveth forevermore”, een tekst gekozen door Rudyard Kipling, wiens eigen zoon sneuvelde in Noord-Frankrijk. De achtermuur heeft de vorm van een boog, symbool van de Ieperboog. Deze muur, het “Memorial to the Missing”, vult de lijst van vermisten op de Menenpoort verder aan. Met 35.000 zijn ze, vermist of niet-geïdentificeerd, gesneuveld rond Ieper vanaf 16 augustus 1917. Bij de aanblik van zoveel slachtoffers uit deze “hel van vuur en modder” en zoals Willem Vermandere zingt “altijd iemands vader, altijd iemands kind, duizend en duizend soldaten”, dan wordt men stil en wezenloos bij de aanblik van zoveel jonge geknakte levens en om de waanzin van deze en  iedere oorlog.

Het “Langemarck Soldatenfriedhof” is één van de vier Duitse begraafplaatsen in Vlaanderen naast Hooglede, Menen en Vladslo. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog bevonden zich in 658 Vlaamse gemeenten Duitse graven. De Belgische Dienst voor Oorlogsgraven besloot later dat alle Duitse lichamen moesten overgebracht worden naar één van die vier plaatsen. Deze begraafplaats laat een trieste indruk na. Bij het binnenkomen passeer je een zwaar poortgebouw dat aan een bunker doet denken. De grafstenen zijn grauw en somber. De schaduw van de eikenbomen laat een donkere, trieste indruk na, indruk die nog versterkt wordt door de zwarte basaltkruisen en de vier treurende beelden achteraan. Dat alles doet het aanvoelen alsof hier de “verliezers” van de Eerste Wereldoorlog hun laatste rustplaats vonden. 44.061 soldaten liggen hier begraven met een gemiddelde leeftijd van begin twintig.
Deze begraafplaats wordt ook het “Studentenfriedhof” genoemd naar de vele studenten die hier begraven liggen. Deze jongens werden, al of niet onder morele druk, geronseld in scholen en universiteiten, kregen slechts een korte militaire opleiding en sneuvelden dan ook bij bosjes in hun gevecht tegenover beter getrainde en met mitrailleurs uitgeruste “tegenstanders”, ingegraven of verschanst in de huizen aan de dorpsrand van Langemark. Zoals Passendale een symbolisch zwaarbeladen naam is voor de Britten (zij noemen het “Passiondale”), zo is Langemarck dat voor Duitsland (“Kindermord van Ypren”).

Er liggen ook een aantal geallieerde soldaten begraven, want aanvankelijk was dit een Britse begraafplaats die tijdens het grootste deel van de oorlog in Duits gebied kwam te liggen. Vlak na de ingang staat men voor het “Kameradengraf”, een massagraf voor 24.917 gesneuvelden. Hun namen staan te lezen op de bronzen platen rond het graf.

Bij het maken van de beeldengroep van de vier treurende soldaten op de achtergrond liet de ontwerper zich inspireren door een foto van de begrafenis van een soldaat. De beelden staan gerangschikt volgens protocol: centraal twee hogere rangen, aan de buitenkant twee lagere: een onderofficier, een officier, een keuronderofficier en een “Gefreiter” (korporaal). De manier waarop ze hun helm dragen zou hun rang weergeven.

Op onze terugweg naar Ieper passeerden we in Sint Juliaan nog het “Canadian Memorial”, een hoge granieten zuil met bovenop een treurende Canadese soldaat, het hoofd gebogen in de richting vanwaar op 22 april 1915 de eerste gasaanval kwam. Hij houdt de handen gevouwen op de kolf van zijn omgekeerd geweer, houding die men “Armes reversed” noemt, de traditionele militaire laatste groet aan gesneuvelde soldaten.

Al of niet zwaar onder de indruk keerden we dan met onze bus en een nog altijd niet uitgeprate gids terug naar Ieper, waar in Brasserie “De Kazematten” (kon het nog symbolischer?) stevige boterhammen met paterskaas en een streekbier voor de nodige verademing zorgden.

En dan vlug terug naar de Menenpoort voor het bijwonen van de “Last Post”, want de gids had ons gewaarschuwd zeker op tijd te zijn gezien de grote belangstelling (die er inderdaad ook was!). De Last Post Association koos voor deze ceremonie deze plaats, want het was de route waarlangs de soldaten naar het front trokken en vaak niet meer weerkeerden. Oorspronkelijk werd het klaroengeschal gebruikt door Britse en andere legers om het einde van de werkdag aan te kondigen na de avondinspectie van de wachtposten, in deze context het definitief vaarwel aan de gesneuvelden. Normaal verloopt de ganse ceremonie als volgt: om halfacht legt de politie het verkeer door de Menenpoort stil, kort daarop treden de klaroenblazers van de brandweer aan en om 20 uur stipt wordt, na een kort gebed of toespraak, de Last Post geblazen; dan volgt een minuut stilte waarna één of meer kransen van klaprozen worden neergelegd door vaderlandse verenigingen. Afsluiten doet men met het Réveille, vroeger gespeeld bij de aanvang van de dag om de troepen te wekken voor de activiteiten van de dag, hier symbolisch voor de terugkeer naar het eeuwige leven. Wij hadden het geluk dat het hele gebeuren mee opgeluisterd werd door een groep doedelzakspelers uit Dundee. Het was een indrukwekkende plechtigheid met heel wat ontroerende momenten: het aantreden van de doedelzakspelers in hun Schotse kilts, de vaandeldragers die met gebogen hoofd hun vlaggen naar beneden richtten, de roep van de voorganger “We’ll remember them”, door de ganse groep in koor herhaald, zwaar nazinderend onder de hoge, verlichte gewelven, de Last Post zelf, de solo van één der doedelzakspelers… En toen tijdens de kransneerlegging de muziek het “Mull of Kintyre” aanhief, gingen bij velen de tanden op elkaar om de opkomende tranen te bedwingen… Met het Réveille werd de plechtigheid afgesloten, meteen ook het einde van het meest ontroerende moment van de dag.

Het was een lange dag, het was een vermoeiende dag, het werd een lang verhaal ook, maar er gebeurde ook zoveel en het was de moeite waard, toch?

En vergeet het vooral niet: “We’ll remember them”!

Pierre

 

 

Foto's