Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Pierre

 

 

SIENA IN BRUSSEL EN … STAMINEES IN BRUSSEL!

Vrijdag 16 januari 2015

Terreur of geen terreur, beetje angstig tegenpruttelende partners of niet… meegaan deden ze allemaal -of bijna toch!- en bewezen meteen uit het goede… koper gesneden te zijn! Iedereen op tijd, de trein zowaar op tijd en dus op tijd weg voor een dagje “brusselen”. Op het programma een prestigieuze tentoonstelling in Bozar met de veelbelovende titel “Schilderijen uit Siena. Ars narrandi in de Europese gotiek” en daarna een namiddagje kroegenlopen langs Brussels staminees.

Te vroeg in Brussel natuurlijk, dus de klassieke zoektocht naar een op dit nog prille ochtenduur toch al bruikbaar café voor een deugddoende koffie-op-clubkaskosten (maar geen geplas zonder code, hé mannen!). Later  in Bozar kregen we bij het vestiairegebeuren nog het gezelschap van Remi, die om verkeershinderlijke redenen -zo beweerde hij althans!- een andere reisweg had gekozen.

 En dan vlug naar onze gidsen, want om praktische redenen werden twee groepen voorzien. Bram Borloo, een kwieke jongeman, nam onze helft voor zijn rekening. Op zijn energieke manier, bijna letterlijk met handen en voeten zijn uitleg nog meer kracht bijzettend, zou hij ons bijna twee uur lang proberen wegwijs te maken in de wereld van de “ars narrandi” in de Europese gotiek, geen simpele opdracht voorwaar!

 In het kader van het Italiaans voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie  hadden de prestigieuze “Pinacotheca Nazionale di Siena” en het “Musée des Beuax-Arts de Rouen” hiervoor aan Bozar een zestigtal schitterende meesterwerken uitgeleend, getuigen van de revolutionaire kunst die tussen de 13de tot de 15de eeuw in Siena beoefend werd tijdens de hoogdagen van de Europese gotiek, bovendien werken die maar zelden hun thuishaven verlaten! De ligging van Siena, wist onze gids, aan de pelgrimsroute die van het noorden van Europa naar Rome en verder via Zuid-Italiaanse havens naar het Heilige Land voert, maakte van de stad een belangrijk handelsknooppunt en bevorderde de artistieke uitwisselingen. De schilderijen, vaak makkelijk transporteerbare kleinoden zoals diptieken, draagbare retabels en miniaturen, werden verspreid via deze pelgrimsroute. De Siënese kunstenaars -we onthielden namen als Duccio, Simone Martini, Di Paolo…- genoten een uitstekende reputatie en stonden bekend voor hun uitmuntend vakmanschap en geraffineerde schilderkunst (denk o.a. aan het gebruik van tempera, gemaakt van poedervormige pigmenten en vermengd met eierdooier en water). Naast hun innoverend kleurenpalet vernieuwden ze ook door perspectief in hun schilderijen in te voeren en het landschap als achtergrond te gebruiken. Ze werden gevraagd door de voornaamste en welvarendste opdrachtgevers van Europa: pausen, keizers, rijke handelaars…  De schilders uit Siena gebruikten in tegenstelling met de Byzantijnse traditie een meer verhalende beeldtaal, ze “vertelden” (de ars narrandi!) bekende Bijbelverhalen -het leven van Maria, van Christus of van heiligen en martelaren- op een levendige en herkenbare manier. De afgebeelde personages kregen een menselijk gezicht, toonden openlijk hun gevoelens en droegen eigentijdse kleren. Hierdoor konden de gelovigen zich beter identificeren met deze vrome voorbeelden. Die didactische rol valt niet te onderschatten in een tijd waarin het overgrote deel van de bevolking nog analfabeet was!

Om ons dat alles en nog meer duidelijk proberen te maken, moest onze Bram zich uiteraard beperken tot een selectie uit de tentoongestelde werken, maar desondanks liepen we toch nog achter op het afgesproken tijdsschema. Een beetje overdonderd door zoveel schoonheid en door de woordenstroom van onze gids, haastten we ons dan maar naar onze volgende afspraak: het gelukkig dichtbij gelegen restaurant: “Kwint”.

In dit drukbezochte, maar toch gezellige restaurant met mooi uitzicht op Brussel, had, op voorspraak van Jean, de Food & Beverage Manager Maud Leroy, voor ons een viergangenmenu laten klaarstomen. Om de thuisblijvers een beetje te doen watertanden (zo’n slecht karakter hebben wij dan wel!) kregen wij als voorlopertje een kir op basis van witte wijn, waarna een goed gevulde schotel met geparfumeerd rundscarpaccio volgde. De kipfilet met dragon roomsaus, salade en verse frietjes viel voor nogal wat magen te groot uit (fout van de kippen natuurlijk!), maar de tartetatin met vanille-ijs lokte dan weer geen enkel protest uit! Spoelen deden we met een goed glas wijn -wit of rood naar believen- en vissendrank natuurlijk. Met nog een koffie als afsluiter voelden we ons weer goed ‘gewapend’ (heb je hem?) voor een fikse wandeling langs Brusselse staminees, getuigen van de geschiedenis van de stad doorheen de eeuwen, getuigen ook van de evolutie in de sociale gewoonten en smaken.

Op dan maar naar het Beursgebouw waar, onder een voorzichtig winterzonnetje voorwaar, onze gids, Dirk Van Roy, ons op de trappen reeds stond op te wachten. “Nen toffe pei,  dane gids” zodat het ijs onmiddellijk gebroken was!

Het Beursgebouw, met beeldhouwwerken van o.m. Auguste Rodin, werd in de tweede helft van de 19de eeuw gebouwd op de plaats van het klooster van de minderbroeders. Sinds de fusie met andere Europese beurzen omgedoopt tot Euronext, is het thans buiten gebruik en zal tegen 2017 ingericht worden als biermuseum. Eén van de laatste overgebleven grote brouwerijen sinds de rampzalige overkapping van de Zenne is die van Cantillon met de bekende geuze.

Op een boogscheut daarvandaan ligt het Sint-Goriksplein, het hart van de allereerste nederzetting van Brussel op een eiland in de Zenne, met daarop een kapel gewijd aan Sint-Gorik. Van hieruit vertrok ook de weg naar Santiago de Compostela, getuigen daarvan de -nu voor toeristen bedoelde- jakobsschelpen op de stoep. De eeuwenoude fontein op dat plein werd later vervangen door een nieuwe die zich nu in de prachtige overdekte Sint-Gorikshallen bevindt, gebouwd ten tijde van de overwelving van de Zenne. Op een binnenpleintje tussen het Sint-Goriksplein en de Sint-Kristoffelstraat en aan de achterzijde van de Rijke Klarenkerk, ligt nog een dode zijarm van de Zenne, het enige stukje rivier in het centrum dat nog bovengronds is. Het pleintje zelf, in de schaduw van de kerk van de Rijke Klaren, is beslist een ommetje waard!

Een paar straten verder botsten we dan op Zinneken Pis. ‘Nooit van gehoord,’ zou Toon Hermans zeggen in zijn beroemde sketch met de dode duif. Onze gids kende het natuurlijk wel en wist ons te vertellen dat de Brusselaars eigenlijk verschillende bijnamen hebben: van Kiekenfretter en Ketje tot... Zinneken, dit laatste naar de rivier de Zenne, die nu weliswaar overdekt door Brussel loopt. Een Ketje is een oorspronkelijke bewoner van Brussel die er samen met zijn beide ouders geboren en getogen is. Een Zinneke is er eveneens geboren, doch heeft slechts één ouder die als Ketje geboren is.

Maar er is nog een derde hond in het spel, nl. Zinneken Pis. Hij heft ongegeneerd zijn poot op tegen een paaltje op de hoek van de Kartuizerstraat en de Oude Graanmarkt, daar waar vroeger de kleine Zenne vloeide en op de oevers waarop Brussel is gesticht, dezelfde waterloop trouwens ook waar de bastaardhonden soms ingegooid werden. Zo vormt hij de laatste van het trio plassende standbeelden: Manneken, Jeanneke en Zinneke!!!

Na deze wat vreemde kennismaking trok Dirk met ons verder naar La Bellone, dichtbij het Sint-Katharinaplein en de Dansaertstraat. Een overdekte doorgang -‘Je suis Charlie’ weet je nog?- verleent toegang tot een binnenkoer met een glazen dak dat ter bescherming een prachtige 17de eeuwse gevel overspant, één van de mooiste van Brussel schijnt! Deze gevel, getooid met talrijke symbolen en personages, vertoont een sterke gelijkenis met de gevel van “Le Roy d’Espagne” op de Grote Markt; waarschijnlijk zijn ze van dezelfde architect-beeldhouwer. Nu is La Bellone een centrum voor podiumkunsten en eigendom van de Federatie Brussel-Wallonië.

Het Sint-Katelijneplein met de gelijknamige kerk ligt niet ver uit de buurt. De oorspronkelijke kerk uit de 15de eeuw werd later afgebroken en vervangen door een nieuwe. Alleen de barokke klokkentoren is bewaard gebleven en staat nu helemaal los van de huidige kerk, een unicum wordt beweerd! Het centrale plein waaraan de kerk zich bevindt, was ooit de belangrijkste vismarkt van de stad, tot grote verbazing van de bezoekende Schotten waarmee Dirk in de voormiddag de hort op was!

Via de Dansaertstraat -met het appartement van zanger Arno en diens stamcafé aan de overkant- bereikten we de Kartuizerstraat, waar de ‘Greenwich’, een voormalig schakerscafé waar o.a. René Magritte regelmatig van de partij was, op ons wachtte, een beschermd monument uit het Brussels toch al zo rijke patrimonium. Op schitterende wijze gerestaureerd met opvallend de vitrine-achtige façade met gekruld ijzerwerk, de prachtige art nouveau-lichtkoepel boven de voormalige biljartzaal en, nog nooit gezien, de befaamde herentoiletten, van vloer tot plafond zo mooi dat men haast vergeten zou wat men er eigenlijk komt doen!… Dat in zo’n  interieur de duvelkes, de leffekes en ander grimbergens nat nog beter smaakten: wie durft het ontkennen?

Maar we moesten nog verder, want Dirk was nog niet uitgepraat, en er wachtte ook nog een laatste staminee -waarvan ik de naam  helaas vergeten ben- om de stilaan vermoeide benen wat rust te gunnen en ook nog te genieten van een oude Brusselse Boon of ander weldadig gerstenat.

Op de Grote Markt, met een stadhuis in sprookjesstemming, namen we afscheid van Dirk na nog een laatste anekdote over de ruziënde beelden boven op de historische gevels van deze toch wel magische plek. En dan… op naar Brussel Centraal.

 ’t Was me weer een dag, gelukkig zonder aanslag, tenzij dan op ons uithoudingsvermogen! Misschien hadden enkelen zich iets anders voorgesteld van deze tocht langs de staminees van Brussel, maar ik vond het toch wel een geslaagde combinatie. Was het misschien daarom ook een beetje dat het op de trein huiswaarts opvallend stiller was dan anders?

Saluut en tot in Eben-Emael!

Pierre

 

 

Foto's