Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Pierre

 

 

Van Brussels lof en Kampenhoutse green!

Vrijdag 15 april 2016

Vrijdag 15 april, halfnegen in de prille lenteochtend en iedereen present… of bijna toch! Nog effe “patiëntie” voor ze zich alle 26 hadden gemeld en dan kon onze kleurrijke “vervang-Olympia-car-bus” zich, gemonitord door chauffeur Ronny, rustig in het voor één keer spitsloze verkeer begeven om, na een paar onverwachte ommetjes, toch nog vrij tijdig de prachtige dubbelplatanige Wilderse Dreef naar de Kampenhoutse Golfclub in te draaien. Deze oude hoeve, gelegen in een in Engelse landschapsstijl ingericht park, werd in 1989 omgebouwd tot een gezellig clubhuis.

Daar wachtte ons echter een onaangename verrassing: door een communicatiestoornis tussen de Toeristische Dienst van Kampenhout en de uitbater van de Golfclub, was deze laatste helemaal niet voorbereid op onze komst: het geplande witloofmenu viel in de hydrocultuur en tot overmaat van ramp had onze Chinees, in de overtuiging dat wij niet zouden opdagen, ook nog de gids terug naar huis gestuurd! Beetje paniek aan beide zijden van de toonbank stak de kop op en was de oorzaak van een paar driftige telefoontjes over en weer. Maar na veel vijven en zessen, toen de beloofde koffie of thee de juiste bestemming ook al had gevonden en onze Chinese gastheer een “lekkel velvangmenu” beloofd had, maakte ook Willy Stuyck, onze gids uit Keerbergen, ten tweede male zijn opwachting. Daarmee waren alle hindernissen uit de weg geruimd en kon tot de eigenlijke orde van de dag worden overgegaan…

Na het gebruikelijk kennismakingsritueel met onze gids, onderwijzer in een voormalig leven, (goeie gok, Maurice!), mochten we weer de bus in naar onze eerste bestemming: het hydrocultuur witloofbedrijf van Rudy Van Ingelgom even buiten Kampenhout. Door zijn gemoedelijke manier van vertellen wist onze gids ons onmiddellijk te boeien. Daarbij kwam nog zijn familiale betrokkenheid bij alles wat met witloof te maken heeft (via zijn beide “witloofgebonden” opa’s en oma’s!), zodat hij duidelijk wist waarover hij praatte! Een plezier om naar die man te luisteren!

Zoals de naam het al verraadt: Brussels lof of Belgian endive of Endives de Bruxelles: witloof is duidelijk een Belgische “uitvinding”, die volgens een oud volksverhaal toevallig gebeurde door boer Jan Lammers (de man uit het filmpje!) zowat in het midden van de 19de eeuw in het Brusselse. Naast de gewone landbouwgewassen werden ook cichoreiwortels geteeld als grondstof voor het koffiesurrogaat. De echte koffie was enkel betaalbaar voor het rijker deel van de bevolking en door de blokkade door de Engelsen was de aanvoer van koffiebonen uit zuiderse landen naar Frankrijk moeilijk geworden, waardoor Napoleon aan de boeren opdracht gaf op zoek te gaan naar een alternatief. Door overproductie echter kwamen veel overtollige wortels in donkere kelders en schuren terecht. Daar, beschermd tegen koude en licht, kwamen er na enkele tijd lange, witte scheuten tevoorschijn, die tot ieders verrassing zoet en mals smaakten en dus best bruikbaar waren als (schaarse) groente. Zo ontstond eigenlijk een “spontane” witloofteelt. Het echte witloof echter kwam tot ontwikkeling in de donkere kelders van de plantentuin op een bed van paardenmest dat een natuurlijke warmte afgaf. De hoofdhovenier (zijn naam ben ik kwijt) ontdekte dat duisternis, warmte en vochtigheid onontbeerlijk waren voor de ontwikkeling van een mooie, vaste bladerknop. Mettertijd werden de kroppen groter en vaster door verbetering van de teelttechniek en door veredeling. In de tweede helft van de 19de eeuw veroverde het “wit-loof” de groentemarkten, gingen steeds meer boeren rond Brussel en Leuven over op witloofteelt en zorgde het “witte goud” zelfs voor grote rijkdom.

Dat alles vertelde Willy ons buiten tussen de containers met witloofafval op zo’n gemoedelijke, hartveroverende manier dat wij, op een paar van onze dames na, er zowaar de kille buitenlucht bij vergaten.

Naar binnen dan maar, waar we leerden dat witloof eigenlijk een tweejarig product is: in het eerste jaar worden de wortelen geteeld waarop dan in het tweede jaar de witloofkrop groeit. In het voorjaar, van ca 15 mei afhankelijk van de gemiddelde dag- en nachttemperatuur, tot zowat half juni wordt gezaaid (de laatste tijd vaak ook op “ruggen”), waarbij al of niet gecoat zaad wordt gebruikt. In het najaar (van september tot december) worden de witloofpennen gerooid, gesorteerd volgens grootte en dikte en op lengte gebracht (± 20 cm); al wat buitenmaats is, gaat eruit en verdwijnt als veevoeder. Om het inkuilen of intafelen te vergemakkelijken en de hergroei te bevorderen wordt ook de bladerkrop ingekort tot op een drietal cm.

Tegenwoordig wordt witloof bijna het hele jaar door verwerkt (‘getrokken’ in witloofjargon): de oogst van september wordt dadelijk verwerkt, die van oktober-november wordt gekoeld bewaard, terwijl de zeer late oogst zowaar ingevroren wordt.Willy toonde ons “ten bewijze” zo’n exemplaar met -niet te geloven!- een laagje ijs errond; die pennen moeten dan wel voor het gebruik gedurende enkele dagen ontdooid worden, waarna ze er weer als vers uitzien! Door de schaalvergroting van de teelt ontstaat specialisatie: de teelt van de wortels verschuift meer en meer naar grote akkerbouwbedrijven (ook in onze streek merkbaar!) die een contract hebben met de witloofboeren die dan voor de verdere verwerking instaan.

Er bestaat grondwitloof en witloof verkregen door hydroteelt. Bij grondteelt worden de wortelen naast elkaar in de grond ingetafeld in bedden en afgeschermd van het licht met een laagje grond (anders bekomt men groenloof!). Door de grond te verwarmen groeit uit het hart van de wortel de witloofkrop die na een drietal weken kan geoogst worden.De traditionele grondteelt, nu bijna verdrongen door de hydrocultuur, eist nog steeds hard en arbeidsintensief werk, maar is niet meer te vergelijken met het noeste werk in weer en wind tijdens de wintermaanden. Alles gebeurt nu machinaal.

Het kweken op water (hydrocultuur) gebeurt in grote bakken waarin de wortelen dicht naast elkaar worden gezet en in een donkere cel geplaatst. Het water in die bakken bevat de nodige voedingsstoffen en door het regelen van de temperatuur in de cellen kan de teler het tijdstip van de oogst zelf bepalen. Na een drietal weken, als de krop, afhankelijk van de opkweektemperatuur, volgroeid is, kan geoogst worden: de krop wordt van de wortel gescheiden en gereinigd, de voetjes worden mooi effen gesneden, de losse en beschadigde blaadjes verwijderd (wat een berg afval oplevert!) en naar gelang van de bestemming wordt alles verpakt en is ons witloof klaar voor consumptie.

Tijdens al die uitleg van onze gids merkte ik stiekem dat er wel een paar “witloofboerkes” in onze groep zaten, gelet althans op de pertinente vragen die Willy -met bravoure trouwens!- moest beantwoorden!

In het moderne “witloofkot” konden we dan,met onze neus er letterlijk bovenop, de ver- en bewerking van het witte goud volgen, taak die uitsluitend door een tiental vrouwen werd verricht! Bij het binnenkomen worden de kroppen machinaal (het leek wel een grote cirkelzaag!) van de wortel gescheiden; via een lopende band gaan beide daarna elk hun eigen weg: de wortels naar grote containers buiten die we ook al opmerkten bij onze aankomst, de kroppen zelf blijven binnen waar ze door vijf arbeidsters “opgeschoond” worden tot er een mooie, vaste, glanzende krop overblijft waar je zo zou in bijten, wat sommigen onder ons dan ook letterlijk en met smaak deden! Van uit de veiling in Kampenhout, waar vroeger ook ander fruit en groenten geveild werden, gaat het witte goud de hele wereld rond. Dat witloof een graag geziene gast is in onze keuken, merkten we aan het aantal kilo’s dat door de meeste Passers tegen een zacht prijsje mee naar huis gezeuld werd! Of was het om goeie punten te “oogsten” bij vrouwlief?!!

Met de bus en nog steeds begeleid door onze gids, trokken we dan naar het Witloofmuseum in de oud-veilinglokalen aan de brug van Kampenhout-Sas. Op de rotonde daar prijkt het symbool van de vroegere grondwitloofteelt in deze streek: de golfplaten koepels waaronder het witloof werd verwarmd met de typische kacheltjes erbij. In het museum kan je op interactieve manier -maar wij hadden onze Willy natuurlijk!- kennismaken met de traditionele teelt van de cichoreiwortel, hoe daaruit met hard labeur het witte goud groeide van bloem tot zaad en afgewerkt product.Blikvangers in het museum zijn de evocatie van een witloofkot, waar voorheen het  witloof manueel werd gekuist, en de opstelling van een klassieke witlooflaag met zijn traditionele grondverwarmingsmethodes. Dit museum, afsluiter van een voormiddagje witloof, levert interessant vergelijkingsmateriaal tussen vroeger en nu en is daarom zeker een bezoekje waard.

Op de terugweg naar de Golfclub troonde onze gids ons nog even mee naar een paar mooie bezienswaardigheden uit Kampenhouts erfgoed. Daarbij een mooie hoeve met prachtige inrijpoort (de Sint-Jozefshoeve?), het Hof ten As, een imposante vierkantshoeve nu omgebouwd tot taverne-restaurant, uiteraard het Kasteel de Ribeaucourt, vroeger een waterburcht en nu kasteelwoning met imposante “kerktoren”, en de prachtige Wilderse Dreef, kaarsrecht met zijn dubbele rij platanen.

Terug naar “The Perfect Swing”, het Clubhuis van Kampenhouts golf, benieuwd naar wat Hokkwan Lin voor ons op het bord zou toveren. Bij het aperitief was er maar één jarige, Lucien, om de ovaties en het begeleidend gekweel in ontvangst te nemen; de andere twee zaten ofwel in het buitenland (Herman) of hadden geen boodschap aan witloof (Laurent). Langs deze weg dan maar ons aller felicitaties, jammer (of gelukkig?!) zonder de notenkrakerssuite! Al bij al viel het improvisatorisch talent van de clubkok nog mee en, hoewel wat magertjes aangekleed, mochten voorgerecht in de vorm van een kaaskroket(je), de tournedos of de scampi’s en de “dame blanche” in afgeslankte versie er best zijn. Met buiten de zon en binnen de wijn en het vertrouwde “gekeuvel” van ons mannelijk potentieel, deze keer bijgestaan door wat vrouwelijk assistentiewerk, was het leven voor even zorgenvrij!

Voor even toch, want flink op tijd daagde Andrew Bolton op, een kleine, kwieke Schot (weliswaar zonder kilt!) hoofd pro van de club. Hij maakte zich wèl zorgen over het feit of onze fysieke toestand wel voldoende aangescherpt was en of er wel genoeg wijn de juiste weg had gevonden, volgens hem de basisvoorwaarden voor een geslaagde initiële opleiding tot een nieuwe Tiger Woods of Jack Nicklaus! Wisten wij veel wie die mannen waren! Wij hadden alleszins het volste vertrouwen in ons eigen kunnen (zo zijn Passers nu eenmaal!) en dus togen we onder de leiding van onze beetje gekke maar toffe “pro” naar het oefenveld om, voor de meesten onder ons althans, onze eerste “swings” de lucht in te slingeren, wat althans de bedoeling was!!!

Aan professionele uitleg ontbrak het niet: onze Schot wist duidelijk waarover hij het had! Hij zwiepte zijn balletjes de hoogte in alsof het niks was, met onze angstige waarschuwing tot gevolg vooral een laag overkomend vliegtuig niet te raken; of hij kon die dingen zo laag houden alsof ze telegestuurd waren. Indrukwekkend!

Beginnen met de juiste handgreep was al een hele opgave want de juiste vingers moesten op de juiste plaats raken… en blijven, armen gestrekt, voetjes eerst samen en dan weer uit elkaar, benen lichtjes gebogen, de poep achteruit, het hoofd niet bewegen en vooral blijven staren naar dat kleine, witte onding op dat minuscule “tsjoepke” waar een zee van plaats naast was, om dan in één vloeiende beweging de club van boven links naar boven achter rechts te zwaaien, het lichaam -behalve het hoofd natuurlijk!- soepel te laten meedraaien en dan nog datzelfde balletje, liefst van al dat van jezelf en niet dat van je buur, zo hoog en zo ver mogelijk van je vandaan meppen. Zó simpel is “the perfect swing”! Er werd al stilletjes gezucht, hier en daar verscheen een ongeruste glimlach in een dappere poging tot standhouden of werd met enige vertwijfeling in de blik gekeken naar de bordjes van 50, 100 en 150 meter, afstanden die een echte swinger met de ogen toe haalt. Toen onze “teacher” dan nog even demonstreerde hoe wij er naar alle waarschijnlijkheid zouden op los meppen, brak even de hilariteit los!

In de daaropvolgende “practice” mochten we ons dan eindelijk uitleven. En of we ons lieten gaan! Enkelen haalden vlotweg de 10 meter, anderen slaagden er dan weer niet in dat ronde ding rechtdoor te slaan of vonden de juiste weg naar het “tsjoepke” niet! Maar een paar vrolijkerds lukte het wonderwel om, tot immense verbazing van henzelf en de hele meute, vlotweg voorbij de hindernis van de 100 meter te geraken. Achteraf bleken het mini-anciens te zijn, wat zij dan wel ruiterlijk toegaven… om de minder succesvollen onder ons niet te zeer te ontmoedigen, veronderstellen we! Het bleef in ieder geval uitkijken geblazen om niet te dicht in de nabijheid van je naaste buur te komen en tijdig een wat breed uitgevallen swing te kunnen ontwijken!

Toen onze pro na een goed half uurtje van oordeel was dat het welletjes geweest was en hier en daar warempel enige vooruitgang vaststelde, mochten we elkaar bekampen in groepjes van drie. De bedoeling was het balletje om ter verst van je weg te meppen, zo mogelijk in de buurt van de 150 meter grens. Degene wiens swing het verste reikte, werd de winnaar. De resultaten waren echter allerminst om iemand van zijn sokken te blazen: een paar raakten met moeite van de kunstmatige green, anderen bleken hardnekkige schuinsmarcheerders te zijn en nog anderen bleven even koppig bal en tsjoepke ontwijken! Maar, aan de luide vreugdekreten die hier en daar stil gegrom en zacht gevloek overstegen te merken, waren er ook de gebruikelijke uitzonderingen: de Fred bijvoorbeeld slaagde met glans, tot zijn eigen stomme verbazing op de voet gevolgd door, jawel, onze kranige Rik! Maar Fred erkende ridderlijk een oudgediende te zijn en gunde de overwinning graag aan zijn “tegenstrever”! Die werd, onder luid bewonderend applaus, door Andrew beloond met een mooie “marker” (hij moest er wel diep voor in zijn zakken duiken, want ik ben een Schot merkte hij grappig op!)

Daarmee kwam er een einde aan deze memorabele les golfinitiatie. Of het bij iemand de roep naar golfbaan en green heeft wakkergemaakt, durf ik betwijfelen, maar dat het ons een prettige afsluiter van een ietwat ongelukkige gestarte dag heeft bezorgd: daar ben ik wel zeker van! De dame blanche in light versie achteraf smaakte er niet minder om!

Op de bus terug naar huis, werden we dan nog vergast op het hele gamma “vrolijke” schlagerdeuntjes, blijkbaar de favoriete muziek van onze chauffeur.Ik dacht zelfs even dat er een paar van onze Passers de polonaise gingen inzetten!!! Merkte ik daar niet enige beweging bij Ludo? Of was het Fred die de hippe toer op wilde? Gelukkig kon verder onheil voorkomen worden…

Saluut en tot de volgende!

Pierre

 

 

Foto's