Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Pierre

 

 

EEN SCHOONSELHOF EN EEN VEILINGHUIS

Vrijdag 21 oktober 2016

Met 24 zouden we zijn, met 21 toen de deuren van de bus achter ons dichtklapten!
We noteren vrijdag 21 oktober in onze agenda als memorabel! Of overdrijf ik?

Twee mannen wil ik op deze dag absoluut in de spotlights plaatsen: Jacques Buermans, onze gids op Schoonselhof, en onze eigenste Freddy Costermans, want chapeau voor deze laatste die beslist een medaille van moed en doorzetting verdient om op zijn  krukken het hele parcours (meer dan 6 km!) letterlijk in het zweet zijns aanschijns met ons mee te stappen! Bravo, Freddy, je hebt ons eens te meer verbaasd. We hopen dat je dat nog vaak gaat doen, desnoods met je “Rolls-Royce”; er zullen altijd wel kandidaten zijn om je, letterlijk, een duwtje in de rug te geven! Respect!!!

En dan die andere “vedette”, onze gids: we hadden er geen betere kunnen dromen! 66 jaar, al 15 jaar actief in de funeraire wereld, bedrijvige voorzitter van “Grafzerkje”, gewaardeerde gids ook op buitenlandse dodenakkers (Parijs, Londen, Wenen), maar bovenal verliefd op “zijn” Schoonselhof, een “liefde” zo groot, dat hij er ook een historisch grafmonument in bruikleen heeft genomen, dat hij tijdens zijn leven zal onderhouden en verzorgen om er later ook begraven te worden. “Mijn graf is een monument met een verhaal,” zei hij. Welnu, hij is dat zelf ook: een monument met een verhaal!

Maar beginnen doen we waar het hoort: bij het begin! Wie ’s ochtends al eens naar de verkeersinfo op de radio luistert, of erger nog, zich met de wagen in het dagelijks inferno naar Brussel durft te wagen, weet het wel: fileleed van voorbij Haasrode tot op de Ring. Deze keer was het niet anders, maar met wat geduldig en voorzichtig laveerwerk loodste Guy, onze chauffeur, ons toch nog tijdig door alle drukte heen, zodat Jacques niet al te lang bij de hoofdingang van Schoonselhof op ons moest wachten.

Hij troonde ons onmiddellijk mee om ons bij een eerste halte kort over degeschiedenis van de begraafplaats te vertellen. De naam zou afgeleid zijn van een oude hoeve genaamd Sconsele, waarbij ‘scon’ zou staan voor ‘schoon’ en ‘sele’ voor huis of moerassige grond. Dat laatste bleek al uit de aanwezigheid van talrijke waterpartijen en grachten en de allemaal opgehoogde begraafplaatsen. Het eigenlijke kasteel was aanvankelijk een “huis van plaisantie” (waarbij Jacques de echte betekenis mysterieus aan onze verbeelding overliet!). Het was in ieder geval een buitenverblijf van in Antwerpen gevestigde vermogende kooplieden. In de loop der jaren verandert het ontelbare keren van eigenaar tot uiteindelijk de stad Antwerpen het domein van 84 ha aankoopt om er een begraafplaats van de maken. Deze bestemming was ook een gevolg van het verbod van keizer Jozef II om nog langer begravingen te doen rond kerken en op kerkhoven binnen de stadskern. Daardoor werden alle kleinere kerkhoven een na een gesloten en werd Schoonselhof een openbare begraafplaats, later ook in de jaren ’50 opengesteld als park.

En dan konden we aan onze “artistieke fitnessdag” (sic Ludo!) beginnen!

Deel 1 Wandelen tussen historische grafmonumenten.

Ik heb er nooit zo bij stilgestaan dat er zoveel symboliek zo rijkelijk aanwezig kon zijn op oude grafmonumenten. Op dit Antwerpse Père Lachaise is dit zeker het geval. Jacques wist er alles van en kruidde bovendien zijn uitleg met allerlei anekdotes, zodat de wandeling geen dooie (!) boel bleef. Zo staat een afgebroken zuil, vaak nog versierd met guirlandes, symbool voor het plotselinge, veelal jonge afgebroken leven. Een bijenkorf op vrijmetselaarsgraven verwijst dan weer naar verbondenheid met de loge, evenals een gelijkzijdige driehoek, passer of winkelhaak. Uit de opstelling van deze laatste twee kan ook de graad van het logelid afgeleid worden. Soms treft men zelfs een op een kier geopende deur aan, waarbij dan een engel de overledene uitnodigt om naar binnen te stappen. Talrijk zijn de ineenglijdende handen, meestal een vrouwenhand, herkenbaar aan de afgebiesde mouw, en een mannenhand, herkenbaar aan de manchetknoop! Een gebroken ketting hoort er steevast bij. Op één enkel graf wees Jacques ons op de ourobouros, de slang die zichzelf in de staart bijt, een eeuwigheidssymbool, uitbeelding van de eeuwige kringloop in de natuur, einde en begin. Opvallend ook, en nooit bij stilgestaan, is de aanwezigheid van talrijke levende groenblijvende planten en bomen -klimop, taxus- als zinnebeeld van onsterfelijkheid. Veel treurende figuren ook (“pleuranten”), bijna altijd een vrouw (al of niet met koppijn!), en niet zelden van uitzonderlijke en“beeldhouwkundige” schoonheid. Afbeeldingen verwijzen soms naar het beroep van de overledene: een fluit, lier of bazuin op het graf van een musicus; een masker voor een toneelspeler; een meetlat, winkelhaak of passer bij een architect; een miskelk voor een priester; een notenbalk bij de componist… Dat en nog veel meer wist Jacques, “die kleinen dikke” zoals hij zichzelf typeerde, ons te vertellen, maar nooit pedanterig of opschepperig. En altijd weer wist hij met zijn rake opmerkingen of anekdotes de lachers op zijn hand te krijgen, zodat, hoe raar het ook klinkt, het nog plezant werd ook om op een kerkhof rond te lopen…

Deel II: Ver- en bewonderen op het Ereperk bij de laatste rustplaats van prominenten en bekende kunstenaars.

Gerard Walschap heet ons daar welkom met een vriendelijke groet: “Dag mensen… dat ’t wel ga”.Hij rust er onder een grote blauwstenen plaat. En hij is niet de enige, sommigen zelfs onder “vreemde” grafzerken. Zoals een Roger Vandevelde bijvoorbeeld onder een metalen deur zoals van een gevangeniscel met daaronder de veelzeggende tekst: “RECHT OP ANTWOORD RECHT OP LEVEN”. Je vindt er ook, ik noem er maar enkele kriskras door elkaar: de sobere Ferre Grignard en La Esterella; schrijver Willem Elsschot en vakbondsman Louis Major wiens zerk een ode is aan al zijn titels en verdiensten; de kleurrijke Herman De Coninck, die ons nog een laatste wijze raad meegeeft: “Daar moet je vandaag voor zorgen, voor sterfelijkheid”; Jef Nijs met zijn “Jommeke” en “Flip” de papegaai; Julien Schoenaerts onder een met kleurige linten getooide druivelaar, extravagant zoals hijzelf bij leven was; en de drie kraaiende hanen niet vergeten: de socialist Camille  Huysmans, de liberaal Louis Franck en de katholiek Frans van Cauwelaert, die ze ieder apart in een uithoek van het ereperk hebben gelegd, ver van elkaar, omdat ze anders zouden gaan ruziemaken, grapte onze gids! Nonkel Bob, Lode Craeybeckx, Marnix Gijsen, Floris Jespers en zovele andere bekenden en minder bekenden drummen er voor een plaatsje op het ereperk. En ken je nog het verhaal van het jongetje Theo Schepens in zijn communiepakje, wiens beeld op een nacht gestolen werd omdat de dief vond dat het beter in zijn tuin paste dan op een kerkhof; 10 jaar later kreeg de man toch nog wroeging en bracht het terug! Eindigen deden we bij de enorme graftombe van de man die zijn volk leerde lezen: Hendrik Conscience. Hij ligt er afgebeeld, gedrapeerd onder een vlag met onder zich een liggende leeuw (symbolischer kan niet!); helemaal in de top prijkt de sarcofaag, symbool van de grote betekenis van de persoon die hier (niet in de sarcofaag) begraven ligt.

Meer dan twee uur hebben we rondgezworven op deze dodenakker, die, dankzij de enthousiaste uitleg van Jacques, weer tot “leven” werd gebracht en waar wij ons geen minuut hebben verveeld!

Op dan maar op zoek naar wat versterking, want vermoeiend was het wel! Die vonden we in Brasserie Dock’s  waar de terrine van bressekip met briochetoast bij de meesten de voorkeur genoot boven de bloemkoolsoep met mimosa van ei. De filet van vlaswijting, keurig op vel gebakken, vergezeld van puree, gesmolten boter en blanke botersaus ging er vlotjes in. Schenk daar nog naar keuze in ruime mate witte of rode wijn, bruisend of plat water bij en eindig met een lekkere koffie: dan kan je er toch wel weer tegen voor een middagje ten huize Bernaerts.

Onder aansporing van enkele van onze Antwerpse “deskundigen” werd besloten de afstand van D naar B te voet af te leggen, wat mijns inziens op zijn zachtst uitgedrukt wel een beetje overmoedig was! Met ruim een half uur vertraging arriveerden we in ’s lands meest bekende veilinghuis, maar daar waren ze gelukkig op tijd verwittigd van ons laattijdig opdagen en ze zagen daar helemaal geen graten in.
Zoals afgesproken werden we verwelkomd door Peter Bernaerts, één van de twee zonen in dit familiebedrijf. Nog geen halve eeuw geleden startte Mon Bernaerts een bescheiden antiekzaak in Lier, een bedrijfje dat thans uitgegroeid is tot een vaste waarde in het Belgische veilingwezen. Ze zijn er o.m. trots op de verkoop van het tot op heden duurste schilderij ooit: “Oiseau de Ciel” van René Magritte uit het faillissement van Sabena. Ook de onlangs ontdekte tekening van Rubens, door de Vlaamse Overheid uitgeroepen tot topstuk, ging bij hen onder de hamer.

Peter stuurde ons naar het “Platform”, een gerenoveerde cinemazaal op de eerste verdieping. Daar kregen we een verzorgde PowerPointpresentatie “Achter de schermen van het veilinghuis”, waarin we, tussen de tentoongestelde werken voor de aanstaande oktoberveiling, heel de werking van het veilinghuis leerden kennen.

Alles begint met het binnenbrengen van de goederen; voor grotere partijen of inboedels komen de experten ook aan huis. Daarop volgt dan een beoordeling en een waardebepaling door de “huisexperten”: Peter zelf voor “Werk op papier”, (thematische veilingen van waardevolle boeken, prenten en tekeningen,  strips en design),  broer Christophe voor “Kunst en Antiek”(internationaal gerenommeerde schilderijen en sculpturen van Oude, Romantische en Moderne Meesters). Slechts voor bepaalde domeinen doet het huis een beroep op externe experten. De kunstveilingen worden viermaal per jaar georganiseerd. Daarnaast zijn er ook nog de maandelijkse burgerveilingen (openbare verkoop van meubelen, schilderijen, porselein…) en de stille veilingen (stukken lager geschat dan 500 €) en stukken die niet verkocht raakten op de live-veiling. Bij deze laatste twee kan men gedurende 18 dagen bieden tegen de klok.

Elke veiling wordt vergezeld van een verzorgde catalogus (we kregen er 3 cadeau!) waarin elk lot gefotografeerd en wetenschappelijk beoordeeld wordt. Alle stukken, ongeacht hun waarde, worden ook met foto afgebeeld op de website. De veiling zelf wordt voorafgegaan door een vierdaagse tentoonstelling, waar wij dus middenin zaten, die ook toegankelijk blijft tijdens de veiling.
Tijdens de veiling zelf kunnen geïnteresseerden live bieden in de zaal op de stukken die geprojecteerd worden op een videoscherm, maar ook via schriftelijke bieding, per telefoon of de webcast “Live Bidding” van achter je computer.

Dat het allemaal niet gratis gebeurt, trachtte Peter ons aan de hand van allerlei cijfers duidelijk te maken, maar toen iemand het had over de winst die er uiteindelijk voor het veilinghuis overblijft, werd met nog meer cijfers over allerlei onkosten gegoocheld! Resultaat?

Na de voorstelling mochten we nog vrij kennismaken met de tentoonstelling van de nakende veiling en de exposities in de andere zalen. Daar hingen, stonden of lagen héél veel mooie dingen, maar je mocht niet te lang naar de infokaartjes kijken, want werd je om een of andere reden wat duizelig! Alleen maar naar kijken dus…

In de “Boutique Bar” behoorde een gratis verfrissing naar keuze -cava, fruitsap, koffie- tot de mogelijkheden;  ik kon mij daarbij niet van de indruk ontdoen dat het succes daar groter was!...

Het was een dag van twee uitersten maar toch mooi in evenwicht…

Pierre


Vlaams schrijver die ten gevolge van zijn Palfium-verslaving verschillende keren in gevangenissen en psychiatrische instellingen terechtkomt (Wikipedia)

 

 

Foto's