Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Pierre

 

 

HEVERLEE: EEN DUET TUSSEN EUNICE EN DE PATERS!

Vrijdag 18 februari 2022

Iedereen voorbeeldig op tijd die stormachtige vrijdagmorgen en zo kon Ludo zijn Violetta ruim op tijd op gang trekken voor de zoveelste heropstart van onze activiteiten, met deze keer de Abdij van Park Heverlee in het vizier. Aanvankelijk lag het in de bedoeling van het bestuur om een bezoek te brengen aan het vernieuwde PARCUM, maar dat bleek door corona en c° nog niet mogelijk op het ogenblik van de reservatie. Een kleine troost: zo hebben we al een doelwit voor een uitstap volgend seizoen! En meteen ook al een gids, want Jean Sablon[2], die ons voor de gelegenheid doorheen “De abdij uitgezoomd” zou loodsen, bleek zo een meevaller, dat we hem maar voor alle zekerheid in optie namen voor PARCUM anno 2023!

Binnen de kortste keren dropte Ludo ons bij de Leeuwenpoort [28], de buitenste poort van Heverlees Abdij aan de Geldenaaksebaan. Te voet ging het dan verder via de lange, mooie dreef voorbij de gerestaureerde Mariapoort [6], de vroegere portierswoning, waarin ook het Huis van de Polyfonie zijn onderkomen vindt.

Voorbij de Sint-Janspoort, het tweede poortgebouw, met de Watermolen, thans brasserie en straks plaats van afspraak voor de middaglunch, passeren we het Neerhof, ooit het centrum van de economische activiteiten van de abdij. We laten het Provisorenhuis[1],vroeger de residentie van de pater-econoom en nu tijdelijke verblijfplaats van de paters, aan onze rechterkant en bereiken zo onze plaats van afspraak aan het onthaal in het “roze huis”, vlak naast de statige Sint-Jan de Evangelistkerk [17], waar Jean ons al met een brede glimlach opwacht. Zijn verschijning straalt rust en gemoedelijkheid uit en hij zal ons laten kennismaken met deze unieke erfgoedsite, al sinds begin 12de eeuw bijna ononderbroken door de norbertijnen bewoond. Ook vandaag nog zet een vijftal inwonende norbertijnen de traditie van gemeenschapsleven en pastoraal werk voort. Het zijn echter niet allemaal “autochtonen”, want zij worden door de Abdij van Averbode in “bruikleen” afgestaan; de “echte” bejaarde en hulpbehoevende paters verhuisden naar Averbode waar ze de nodige rust en verzorging krijgen.

 In de luwte van het PARCUM kregen we van onze gids een - gelukkig! - korte geschiedenis van het ontstaan van de abdij. Bleekde naam “Park” te verwijzen naar het vroegere hertogelijke park met jachtverblijf, eigendom van ene Godfried met de Baard. Door allerlei schenkingen groeide het gebied uit tot ongeveer 3.500 ha bossen, landerijen en weilanden. Daarvan blijven nu nog zo’n 42 ha over.

Van op de statige trappen dan voor het Abtskwartier startte onze gids de eigenlijke rondleiding, het verhaal hoe de eeuwenoude abdijsite door de eeuwen heen haar authenticiteit wist te bewaren. Na een grootse restauratiecampagne, die slechts in 2025 haar bekroning zal krijgen, werden een vijftal jaren geleden de eerste delen van de abdij voor het publiek opengesteld, terwijl sinds vorig jaar ook de gerestaureerde bibliotheek en de refter met de stucwerkgewelven weer toegankelijk zijn. Ook PARCUM, een museum voor religie, kunst en cultuur dat bij ons vorige bezoek in december 2017 slechts gedeeltelijk toegankelijk was (verslag en foto’s vind je in onze website onder werkjaar 8), kan nu in herstelde glorie bewonderd worden.

Bij de restauratiewerken aan de buitenmuren werden soms vernuftige technieken gebruikt. Onze gids wees ons op de verschillen die wij als leken nauwelijks zouden opgemerkt hebben. Dat bij de restauratie alles in zijn oorspronkelijke staat moest hersteld worden, dezelfde materialen incluis, was geen sinecure. Diezelfde grondstoffen- uit de middeleeuwen notabene! - zijn nu quasi onvindbaar, maar het probleem om beschadigde delen toch te kunnen herstellen, werd simpel opgelost door hele blokken los te zagen en ze dan binnenste buiten terug te plaatsen: die binnenkanten waren immers niet door “de tand des tijds” aangetast! Het resultaat was, zoals aan het Gastenkwartier goed zichtbaar was, een ogenschijnlijk ongeschonden, wel iets “lichtere” muur. Dit gastenkwartier diende vroeger zoals de naam het al aangeeft, als logeerplek voor de gasten van de kanunniken. Sinds kort wordt hier ook weer bier gebrouwen op de abdijsite in het Braxatorium Parcensis [11], nagebouwd zoals het vroeger was en precies op de plaats waar het destijds stond. De paters gaan er aan de slag met eeuwenoude recepten om enkele artisanale bieren te brouwen.

Dat zo’n statige trap[4-5], voorzien van een fraaie rondboogpoort en bordes afgezet met een balustrade en sierlijk trappenspel, toegang verschafte tot het Abtenverblijf en samen met de eerbiedwaardige vertrekken en salons van de abt binnen, van respect, belang en invloed getuigt, hoeft niet te verbazen: hij had immers niet alleen gezag over het geestelijk welzijn van de abdijbewoners, maar beschikte tot op zekere hoogte ook over rechterlijke macht over de “buitenwereld”. Zo mocht hij, echter niet meer vanaf assisen, ook recht spreken over wereldlijke problemen in de stad Leuven.

Voorbij het gastenkwartier komen we in de Conventstuin[8] of kruidentuin. Hij ligt er thans een beetje troosteloos en verlaten bij, maar in volle glorie voorzag en voorziet hij nog menig kranke bewoner van enig soelaas! Van hieruit krijgen we ook een niets verhullend uitzicht op de nog vervallen achterzijde van het klooster - er wordt wel naarstig gerestaureerd! - met onder meer ook de infirmerie. Op termijn gaan in deze vleugel de paters norbertijnen en de priesters-student van de KU Leuven wonen.

Van hieruit krijg je ook een mooi overzicht van de vier immense vijvers die gevoed worden door de talrijke kleine bronnetjes in de bodem en de nabije Molenbeek. De vissen vormden door de eeuwen heen een belangrijke voedingsbron voor de paters, want het was een algemene stelregel dat de abdijbewoners volledig in eigen onderhoud moesten voorzien. De vissen van de bovenste vijver werden regelmatig verhuisd naar een lager gelegen vijver tot zij, gearriveerd in de laatste vijver, hun eindbestemming bereikten en voldoende aangedikt waren, klaar voor verbruik! De eerste visvrije vijver werd dan na hun “vertrek”drooggelegd voor één seizoen en gebruikt als akkerland! Slim bekeken toch! 

Nu mag er niet meer gevist, noch bootje gevaren, noch geschaatst worden in de winter. Het geheel is een beschermd natuurgebied wat een rijke fauna en flora tot gevolg heeft, waar o.a. verschillende zeldzame vogelsoorten een broedplaats vinden. Vermelden we nog dat de vijvers, oorspronkelijk slechts twee, niet alleen als kweekvijvers dienden, maar ook als waterreservoirs om de molen aan te drijven.

We keren op onze stappen terug en passeren via de achterzijde van het Provisorenhuis naar het Kerkhof. Naast de kerk lag hier vroeger een ommuurde boomgaard die in de tweede helft van de 19de eeuw omgevormd werd tot begraafplaats. Met de jaren groeide het uit tot het Leuvense “Père Lachaise”, want heel wat beroemdheden en Leuvense legendes wilden hier een laatste rustplaats. Onder meer Zjef Vanuytsel [12-13] ligt er in het gezelschap van Gaston Eyskens, Gaston Geens, Albert de Vleeschauwer en een hele rits rectoren, professoren en historici. Ook enkele slachtoffers van het busongeval in Sierre-Zwitserland in 2012 liggen hier begraven.

Via het kerkhof bereiken we de Norbertuspoort [15] die aan de noordzijde toegang verleent tot de Abdijsite. In het poortgebouw werd onder meer een laboratorium ondergebracht dat uitgerust is met hoogtechnologische apparatuur voor de “digitalisering van eeuwenoude manuscripten. Een geavanceerde opname- en geluidsinstallatie brengt de composities auditief tot leven.” Door dezelfde opnames op verschillende momenten, op andere locaties en in veranderende omstandigheden met elkaar te mixen, wil men de oorspronkelijke compositie zo dicht mogelijk benaderen.

Vlakbij wijst Jean ons nog op de restanten van de eeuwenoude muur die eertijds de hele site van de buitenwereld afsloot, maar destijds op verzoek van de stad Leuven gedeeltelijk gesloopt werd. Boosdoeners zouden van de muur gebruik kunnen maken om ongemerkt de stad te naderen!

Achter de muur liggen nu, een beetje troosteloos en verlaten, de biologische groentetuin en de serres [14].

We zakken af en komen bij de abdijhoeve met de tiendenschuur[18], de koeienstallingen en het melkhuisje. De benaming tiendenschuur verwijst naar de gewoonte dat een tiende van de graanoogst van de pachters van de abdij in de schuur werd opgeslagen als belasting. De renovatie van de tiendenschuur had heel wat voeten in de aarde. De vloer was gedeeltelijk met beton opgehoogd, de achtermuur was scheef gezakt en doordat er jarenlang koeien in de schuur hadden gestaan, vreesde men bij verwarming voor zoutopstapeling in de muren door de urine die in de muur was getrokken en de afwerkingslaag zou afstoten. Daarom werd het binnenmetselwerk in zijn oorspronkelijke staat gelaten in plaats van het te kaleien. De vloer werd afgegraven en vervangen door een aangestampte lemen ondergrond. De vierhonderd jaar oude eiken dakspanten met de houten verbindingen, waar onze Rik op slag verliefd op werd, waren nog in nagenoeg perfecte staat en de ijskelder onder het podium werd in ere hersteld en kan nu perfect gebruikt worden om groenten en fruit koel te bewaren.Na de renovatie kwam ook de doorrijzone in de schuur via de twee grote inrijpoorten weer vrij. De vroegere dorsvloer boven de huidige kelders, nu het podiumgedeelte voor kleinschalige evenementen, ligt in de verhoogde zone waar men vroeger van op de kar op gelijk niveau het hooi en stro kon opstapelen.

De naastgelegen koeienstallen zijn te klein voor een hedendaagse rendabele boerderij en ogen ook niet erg biologisch, terwijl in het melkhuisje een kaasmakerij ondergebracht is waar de melk tot kaas, yoghurt en ijs verwerkt wordt.

In de tiendenschuur wordt in de abdijhoevewinkel “De Wikke” [16-19] een ruim assortiment biologische groenten en fruit te koop aangeboden, geteeld op de velden van het abdijdomein. Het is een project dat mensen tewerkstelt die moeilijk geïntegreerd raken op de gewone arbeidsmarkt.

Aan het Wagenhuis maakt onze gids ons nog attent op de opvallende knik in de nok van het dak, in de loop der jaren ontstaan door verzakkingen. Toch mocht hij tijdens de restauratiewerken niet weggewerkt worden, omdat alles in zijn oorspronkelijk uitzicht moet behouden blijven! Momenteel doet het Wagenhuis dienst als hoofdzetel van Kerk in Nood in België (de vroegere Spekpater!).

Nadat Jean onder een warm applaus van tevreden Passers afscheid had genomen met de stellige belofte hem terug “op te vissen” bij een volgend bezoek aan PARCUM, trokken we op eigen houtje verder naar de Watermolen bij de Sint-Janspoort. Daar werd eeuwenlang tarwe, rogge en gerst gemalen voor de abdij, maar ook voor de boeren uit de omgeving. Nadat de laatste molenaar zijn klak aan de raderen hing, raakte de molen jarenlang steeds meer in verval, tot de stad Leuven zich erover ontfermde via erfpacht en het gebouw op schitterende wijze gerestaureerd werd. Vanaf toen wordt elke derde zondag van de maand gemalen door een vrijwilliger-molenaar met de wel zeer toepasselijke naam Johan Boulanger! Volgens onze gids wordt er ijverig gezocht naar een vaste molenaar om permanent te kunnen malen.

Enkele jaren geleden opende brasserie De Abdijmolen de deuren in het molencomplex en daar volgde voor onze 20-koppige groep Passers het orgelpunt op deze misschien onverwachte, maar toch wel interessante voormiddag.

***

Op het hoogste niveau stonden de tafels keurig voor ons gedekt, pal onder de vliegwielen met de riemen klaar om elk ogenblik de molen op gang te trekken. Boven de valdeuren verwachtte je elk moment een paar zakken graan te zien opdoemen, maar gelukkig bleef de molen rustig en liepen we geen gevaar op de lagergelegen verdieping tussen de molenstenen terecht te komen! In dit toch wel originele milieu, dat je niet zo direct in een restaurantinterieur verwacht, kregen wij een lekkere lunch voorgeschoteld: naar keuze een Iberico varkenshaasje met mosterdsaus, jonge wortel, boontjes in een jasje van spek en kroketjes; of Schelvis Dijonaise met puree, grijze garnaal en kerstomaat. Een heerlijk Tatin-taartje met vanille-ijs deed de deur toe! Met nog een goed glas wijn erbij (wel een beetje laat geserveerd vond ik!), water naar believen en koffie of thee bij het dessert, konden we best leven in dit molenaarsmilieu!

Bij het aperitief werden de jarigen van onder het stof gehaald en onder applaus en felicitaties “bedolven”: Maurice, Didier, de afwezige Ludo en Karel. Deze laatste kreeg er nog een speciale vermelding bovenop voor de prachtige website die hij in mekaar toverde. En toen ook Jean nog namens de leden het bestuur met een spontane speech zoals hij alleen dat kan (zie hieronder) kwam bedanken met een lekkere fles wijn en Karel ook nog met een extraatje bedacht werd, kroop de sfeer weer goed de hoogte in. Wij zagen het graag gebeuren…

***

Vermits er geen namiddagactiviteit meer op het programma stond, konden wij rustig naar huis terwijl Ludo hard zijn best moest doen om de bus in bedwang houden tegen het inmiddels opkomende geweld van Eunice. Wij hielden onze blik en gedachten echter al gericht op Mechelen volgende maand.

Tot dan, bij leven en welzijn!

Pierre

***

Speech van Jean

Beste Bestuur,
Corona of niet,
De Koperen Passer verdwijnt niet.
Waar ze ook mogen zijn,
Jean onze eerste president en Fons onze eerste penningmeester, zijn zeker fier.
Het bestuur is terug met vier.
Het was geen gemakkelijke taak,
De oplossing kwam dan toch dankzij Julien en Jacques.
En dan, wat zeggen over die twee stoere maar onmisbare oprichters van deze groep.
Pierre, Etienne, wat zijn e blij dat jullie er zijn.
Karel, beste vriend, ik ben je niet vergeten,
Maar na al die lovende woorden van onze president
Is het voor mij niet evident
Om hier nog iets aan toe te voegen.
Behalve dat zonder Karel
Ik mijn PC al lang tegen de muur had gesmeten.
Bedankt!
Om te eindigen: corona of niet:
De traditie verandert ook niet.
Weer, beste bestuur, worden jullie beloond
Met een lekkere fles wijn.
Santé!
Jullie leden.


NOTEN:

[De nummers in de tekst tussen haakjes verwijzen naar de foto’s van Michel.]

Kaleien: het schilderen van muren met kalei. Dat bestaat voor het grootste deel uit gebluste kalk, vermengd met rivierzand. Deze oude schildertechniek werd voornamelijk gebruikt op boerderijen om vocht in de muren te voorkomen, vooral in stallen.

 

Foto