Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Maurice

 

Antwerpen "PORTOPOLIS"
en VLEESHUIS "KLANK VAN DE STAD"

Vrijdag 20 januari 2023
Foto's: Michel Foulon en Karel Van Rompaey

Vrijdag 20 januari. Met 24 waren wij. De weergoden waren ons niet goedgezind: regen en sneeuw... en koud.
Ondanks dat gure weer waren de “Koperen Passers” op de afspraak zodat de comfortabele autocar van “ViolettaCars” stipt te 8u30 aan de “Carrefour” kon vertrekken. Er was geen al te druk verkeer zodat wij vlot Antwerpen bereikten. In Antwerpen, waar veel wegenwerken aan de gang zijn, laveerde onze chauffeur Guido via omleidingen en soms relatief smalle straatjes zijn voertuig behendig overal door, zodat wij tijdig en wel, omstreeks 10u20 aan het MAS toekwamen.

***

Wij waren er niet voor een bezoek aan het MAS zelf. Neen, wij werden binnengeleid in een klein gebouwtje ernaast waar wij terechtkwamen in een lokaaltje niet groter dan zo’n 15 x 15 m - ruimte waarin ook nog ontvangstbalie en bureau waren ondergebracht.
Het grootste gedeelte van de vloer van dat lokaal bestond uit een grote, glazen plattegrond (een luchtfoto van de haven) die van onderuit verlicht werd en waar wij slechts, na aandringen van de dame die ons vriendelijk en enthousiast verwelkomde, aarzelend en voorzichtig durfden op te stappen.
Maar vooraleer onze gastvrouw nog veel kon zeggen, verdween het grootste gedeelte van het gezelschap in zeven haasten, via een onopvallende deur, naar de kelder om zich daar van “hoog water” te verlossen.
Toen uiteindelijk iedereen, opgelucht en wel, weer stand-by was, stak de gids van wal.
Gedreven en met kennis van zaken loodste zij ons door de rijke geschiedenis van de trots van Antwerpen: de haven.

In de 12de eeuw werden al schepen met passagiers en lading gelost aan de oevers van de Schelde. De haven groeide snel en met haar ook de stad. De groei van stad en haven waren en zijn nauw met elkaar verbonden. Afsluiting van de Schelde ging gepaard met economisch verval van de stad. Absoluut dieptepunt was 1585. De Spanjaarden sloten de Schelde af.
Antwerpen, dat in de eeuwen voordien uitgegroeid was tot het commercieel centrum van de wereld, zag zijn wereldhaven verschrompelen tot een binnenhaven van mindere betekenis.

“Je hoeft maar een hand in de Schelde te steken om verbonden te zijn met de hele wereld”. Zo luidt een gezegde in de Antwerpse havengemeenschap en ook onze gids was trots om dat nog even te kunnen aanhalen. De Schelde is de levensader van de stad en verbindt die stad met de rest van de wereld. “En ook met drugs!”, merkte iemand van ons gezelschap terecht op.

En toen kwam die Fransman Napoleon. Begin 19de eeuw zorgde hij voor de heropleving van de haven door ze volledig te moderniseren en aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen. Antwerpen werd een marinehaven van het keizerrijk.
Het grootste deel van de open vlieten, vesten en ruien - gebruikt om de goederen vanuit de haven tot in de stad te brengen – werd overwelfd.
Napoleon liet een sluis aanleggen en daarachter werden 2 dokken uitgegraven: Le Petit Bassin, thuishaven van zijn oorlogsvloot (Bonapartedok) en Le Grand Bassin  voor commerciële doeleinden (Willemdok).

Het probleem van lossen en laden van de boten aan een rivier, waar het water bij springtij tot 7 m kan stijgen, was opgelost. In de dokken achter de sluis konden de schepen veilig voor anker gaan.

Tussen 1815 tot 1830 voltrok zich de hereniging der Nederlanden.  De bedrijvigheid in de haven nam weer toe na even een moeilijke periode met de val van Napoleon. Door toedoen van de Nederlandse handelsvloot knoopte Antwerpen betrekkingen aan met de Nederlandse koloniën.

In 1830 werd België onafhankelijk. Ondanks de moeilijke concurrentie met een vijandig Nederland bleef de haven zich ontwikkelen en groeien.

Ook de gevolgen van WO II werden door de gids uitvoerig uit de doeken gedaan. Antwerpen was zwaar gebombardeerd (cf. cinema Rex) en heel wat van de haveninfrastructuur werd vernield of beschadigd. Rotterdam kreeg het nog erger te verduren: daar werd de haven helemaal vernietigd. Zo kreeg Nederland evenwel de kans om een volledig nieuwe haven uit te bouwen die zou uitgroeien tot de grootste haven van Europa. De Antwerpse haven boerde verder met verouderde infrastructuur. Dank zij steeds nieuwe plannen en investeringen, zou zij toch uitgroeien tot de tweede grootste Europese haven. Waar in Rotterdam vooral massagoederen gelost worden (hoofdzakelijk olie), is in Antwerpen meer het lossen en laden van stukgoederen (containers) van grote betekenis.Die containers, met een standaardlengte van 6 of 12 m, kunnen door machtige hijskranen zowel op schip, trein als vrachtwagen geladen worden.
De grootste containerschepen zijn rond de 400 m lang en 60 m breed. De grootste diepgang van dergelijk schip in Antwerpen bedroeg 15,90 m. Om de diepte te garanderen moet zowel in de Schelde als in de dokken continu gebaggerd worden.

Onze gastvrouw maakte ons verder wegwijs in de haven door, op de onder onze voeten liggende kaart, nauwkeurig aan te duiden waar en wanneer nieuwe uitbreidingsplannen gerealiseerd werden of zullen worden. Wij maakten kennis met de uitbouw van nieuwe sluizen en dokken,de aanleg van een groot kanaal (de Schelde-Rijn verbinding), de ontwikkeling van verscheidene rangeerstations en spoorverbindingen (meer dan 1000 km spoor in de Antwerpse haven) en de aanleg van pijpleidingen (o.a. olie uit Rotterdam) . Zij informeerde ons tevens over het belang van de loodsen: zeeloodsen, rivierloodsen en  dokkenloodsen.

Ook de problematiek van de Oosterweelverbinding, van PFAS en nog veel meer werd door haar aangekaart. De vele vragen van ons erg geïnteresseerd gezelschap, werden uitvoerig en vakkundig beantwoord en wij namen uiteindelijk,weer heel wat wijzer, tevreden afscheid … niet zonder eerst nog even over de haven te zijn gevlogen met een virtualrealitybril op onze neus.

Een viertal jaar geleden had ik dit infocentrum al bezocht. Er was toen geen gids en ook al wist ik vanuit mijn opleiding en belangstelling al heel wat over de haven, toch voelde ik mij zowat als een koe in de wei. Ik wist niet goed waar eerst kijken en het enige wat ik kon doen was hier en daar wat proberen te situeren en herkennen. Onze gids zorgde er deze keer voor dat wij een ruime, verhelderende en bijzonder interessante kijk kregen op de ontwikkelingen in en rond Antwerpen door de eeuwen heen.

***

Om 11u30 haastten wij ons opnieuw naar de bus. Na een rit van een paar minuten langs de Zuiderkaaien en een klein stukje van de ring, zette Guido ons precies om 12 uur af aan het “Colmar-restaurant”. Fred,de clubverantwoordelijke voor de catering,  stelde ons 4 hoofdgerechten voor waaruit wij konden kiezen en die, net zoals de koffie na de maaltijd,  aan tafel zouden worden opgediend. Dranken (wijnen, bier, frisdranken) en desserts (ijs, gebak, fruit…) mochten, à volonté, zelf gehaald worden aan de rijk voorziene togen. Felicitaties mogen hierbij niet ontbreken voor onze Fred, die als een maître d’hôtel pur sang, alles in goede banen leidde.

***

14u30! Colmar bleek in de smaak te zijn gevallen en iedereen leek voldaan. “Klank van de Stad” wachtte op ons in “Het Vleeshuis”.

***

In de meeste musea worden slechts max. 15 deelnemers per gids aanvaard. Ook in “Het Vleeshuis” is dat het geval. Ons gezelschap werd opgedeeld in twee groepjes van 12.
Ik volgde gids Dominique, een opgewekte en enthousiaste kerel. Hier volgt relaas van wat hij allemaal vertelde.

De geschiedenis van het indrukwekkende Vleeshuis gaat terug tot in de middeleeuwen. Het was, tot na de Franse revolutie, het gildehuis van de Antwerpse vleeshouwers, de oudste gilde van de stad. Gildes waren bedoeld om kennis en ervaring te delen. Personen met hetzelfde beroep volgden via de gilde een opleiding en werden zo vakmensen. Ook kwam een gilde op voor de belangen van de leden: een gilde had dikwijls een spaarpot voor bijvoorbeeld zieken.Ze bood zo een vorm van sociale zekerheid en kan in die zin beschouwd worden als een soort voorloper van de vakbonden.De gilden hadden in de stad het monopolie op de productie van goederen en stelden ook de prijzen vast. Daardoor konden de prijzen hoog gehouden worden en voorkwam men concurrentie tussen de gildeleden.Het aantal gildeleden werd en bleef beperkt en het lidmaatschap was erfelijk. Het is dan ook niet te verwonderen dat mettertijd vele gildeleden behoorden tot de meest welgestelde families van de stad, iets wat duidelijk te zien is aan de riante huizen die zij lieten bouwen in o.a. Antwerpen, Gent, Brugge, Brussel….

Met de Franse revolutie werden de gilden in 1796 afgeschaft. Het Vleeshuis werd verkocht maar de vleeshouwers wisten het gebouw zelf terug aan te kopen. 

Het monumentale gebouw diende waarschijnlijk niet alleen als gildehuis en slachthuis, maar ook als vleeshal. Dergelijke hallen bestonden vroeger ook voor de verkoop van vis, groenten …  en worden op heel wat plaatsen nog steeds in stand gehouden en druk bezocht.

Bij het binnenkomen in het Vleeshuis, vergelijken de bezoekers vaak de grote hal met een kerkinterieur. De traptorens en -gevels maken evenwel duidelijk dat het hier gaat om burgerlijke en niet om religieuze architectuur.

In 1899 verwierf de stad het gebouw. Sinds 2006 wordt hier het verhaal van muziek en dans in de stad verteld

Dominique liet ons kennismaken met de stadsmuziek in al haar facetten. Wonderbaarlijke en vreemde instrumenten, prenten, manuscripten, boeken, en schilderijen vertellen het verhaal van speellieden, beiaardiers, operazangers in de kerk, in openbare ruimtes, danszalen of binnenshuis.De klank van verschillende instrumenten, die wij nog nooit gezien en zeker niet gehoord hadden, liet hij weerklinken uit zijn ….. GSM!!

Interessant om zien was ook de reconstructie van een klokkengieterij. Het ambacht is in Vlaanderen verloren gegaan. Het zijn de Nederlanders die nu nog klokken gieten en laten klinken.

Het verhaal van het atelier Van Engelen(koperblaasinstrumentenbouwers) was eveneens de moeite waard.  Hoe ze in ditatelier vanaf 1813 tot 1970 op vroeg-industriële wijze elk onderdeel van een muziekinstrument  – van het kleinste veertje tot de grootste koperen conische buizen van een bombardon – wisten te vervaardigen, was indrukwekkend.

Ook in het boeiende verhaal van wie in de middeleeuwen zijn kost verdiende met het bespelen van een muziekinstrument, werden wij ingewijd. Dat was de speelman en als die permanent in de stad wilde spelen moest hij lid en meester worden in…. de gilde. En er waren strenge regels. Men mocht met maximum  6 man spelen, men moest het bespelen van 7 snaar- of blaasinstrumenten beheersen en zowel luchtige feestmuziek als ingewikkelde meerstemmige muziek aankunnen. Speelmannen moesten bovendien zelf hun instrumenten kunnen bouwen!! Door hun strakke organisatie wilden zij zich onderscheiden van rondtrekkende speellieden, die zij minachtten.

Klank, en muziek werden  niet alleen ingezet voor vermaak, maar ook voor het handhaven van orde en gezag in de stad (cf. de stormklok, de luidklokken, de stadstrompetters, de bellenman, de militaire marsen …).

Ons bezoek werd afgesloten met het bewonderen van prachtige spinetten, clavecimbels, piano’s…  Uiteindelijk strandden we bij een Verbeeck kermisorgel. Tijdens het beluisteren daarvan volgden wij filmfragmenten waarin wij sommige lieden heel stijf en plechtig een wals zagen draaien, terwijl even later jongelui met schwung, flair en bijna acrobatisch de dansvloer op hilarische wijze onveilig maakten.
Mooie afsluiter van een boeiend museumbezoek, vooral dankzij Dominique, onze uitstekende gids.

***

Epiloog: na het museumbezoek werden wij buiten verrast door een koude plens- en sneeuwbuidie er zelfs de oudsten van het gezelschap toe bracht om zich in versneld tempo naar de bus te begeven. De thuisreis verliep vlotter dan verwacht, al had Guido moeite om in de intense sneeuwbuien, de vensters van zijn bus sneeuw- en dampvrij te houden. Om 18u15 parkeerde hij opnieuw te Tienen aan “De Carrefour”.

***

Het maakte ons blij van iemand van de deelnemers te horen dat dit voor hem één van de beste en interessantste uitstappen was die hij dit jaar had meegemaakt. Wij doen met het ganse bestuur ons best om voor de leden van de “Koperen Passer Tienen” een afwisselend programma op te stellen.Wij hanteren daarbij drieprincipes: het moet boeiend zijn, er moet lekker gegeten en gedronken kunnen worden en … het moet betaalbaar blijven. Vooral dit laatste principe wordt sinds de coronacrisis, de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis die erop volgde en de inflatie met enorm toegenomen prijzen, moeilijk om te respecteren. Wij hopen dat u begrip kan opbrengen voor het feit dat wij er niet meer in slagen om aan de prijzen van vóór Corona ons programma te realiseren. Belangrijk is daarom dat wij met zoveel mogelijk leden deelnemen aan de uitstappen omdat de vaste kosten per deelnemer voor autocar en gidsen, recht evenredig zijn met het aantal deelnemers.

Maurice
 

Foto groep