Koperen Passer TienenClub V-9 |
|||||
BANK EN KATHEDRAAL: TWEE INSTITUTEN!Brussel, 18 december 2015 24 Koperen Passers stonden op vrijdag18 december, onze derde van de maand, zoals altijd nogal volumerijk, in de vertrekhal van Tienen Centraal. Brussel was het reisdoel, maar geen terreurdreiging van welk niveau ook hield hen tegen, geen soldaten met machinegeweren, geen politiewagens met loeiende sirenes! Zij rekenden zich immers tot het ras dat Julius Caesar al als het dapperste van alle Galliërs catalogeerde! En Brussel? Op een paar lawaaimakers van de politie en wat helikoptergedoe niet te na -’t was weer eens een Europese top! - was Brussel gewoon… Brussel! Zonder vrees dus naar ons eerste doelwit: de Nationale Bank van België. Daar zou Jeroen De Corte ons doorheen het tijdelijke, maar daarom niet minder interessante museum gidsen. “In het Tijdelijke Museum van de Nationale Bank van België,” lezen we in de begeleidende brochure, “kan je als bezoeker een fascinerende reis maken doorheen de wereld van het geld: in België en elders in de wereld, in het verleden en het heden. Geld in tastbare en in virtuele vorm, betaalmiddelen van steen en zout, metaal en papier, giraal en elektronisch geld.” Een zware belofte die tijdens onze tocht doorheen de 7 zalen van het museum niet loos bleek te zijn. Het verhaal begint in zaal 1 bij de maquettes van de Nationale Bank en haar gebouwen vroeger en nu. Op het schaalmodel van het huidige gebouw zie je dat van het eerste gebouw, daterend van na WO II, slechts één vleugel bewaard bleef, nl. het gedeelte in de Wildewoudstraat, waar zich vroeger ook het museum bevond. De bank zelf werd opgericht in 1850, kort na de Belgische onafhankelijkheid. Terloops maakte onze gids ons attent op een regelmatig, ondergronds gerommel: de noord-zuidverbinding die onder de Nationale Bank passeert! Niet zo lang geleden nog ruilden of betaalden sommige volkeren met stenen, schelpen, zout, veren of andere goederen. Prachtige voorbeelden daarvan ontdekten we in zaal 2. Indrukwekkend was de enorme steen, gebruikt op het eiland Yap (Micronesië) in de Grote Oceaan. Ze hadden een grote waarde doordat ze moeilijk te bemachtigen, te transporteren -afkomstig van een 100 km verder gelegen eilandje- en te bewerken waren. Een slimmerd dacht nog vlug fortuin te maken door de stenen in massa aan te voeren, echter met een heuse “devaluatie” tot gevolg! Ze werden - en worden! - alleen maar gebruikt voor grote aankopen (huis, grond) of als bruidsschat en zijn het nationale symbool van het eiland. Voor de dagelijkse aankopen geldt nu de Amerikaanse dollar.Heel mooi was ook de betaalriem afkomstig van één van de Salomonseilanden. Deze gordel, ongeveer 10 meter lang, bevat duizenden felrode veertjes afkomstig van een inheems vogeltje. Het duurde bijna een jaar om hem te maken en was dan ook geen gewoon betaalmiddel. Heel opmerkelijk was ook de theeblok afkomstig uit China en gemaakt van fijngemalen theebladeren vermengd met ossenbloed. Rik mocht via een spiegel de achterkant ervan inspecteren en ontdekte daar kleinere vierkanten die het afbreken vergemakkelijken om zowel grotere als kleinere bedragen te kunnen betalen. “En passant” wees Jeroen ons in een van de vitrines op een staaf zout, eeuwenlang een waardevol en kostbaar product en betaalmiddel. De Romeinse soldaten kregen zelfs hun loon gedeeltelijk uitbetaald in zout. Het valt dan ook niet moeilijk het Latijnse woord “sal” te herkennen in ons salaris, merkte onze gids op, waarna de verbeelding van enkele Passers een beetje op hol sloeg: zij vonden dat ook soldij en zelfs een “solleke” iets met zout te maken hadden (of hoorde dat laatste ergens anders thuis?)! In een volgende zaal doken dan de eerste westerse munten op, geslagen in de 7de eeuw v.Chr. in Lydië, een koninkrijkje gelegen in het huidige Turkije. Verbaasd keken onze Passers op toen ze hoorden dat deze kleine munten gemaakt werden uit elektrum, een natuurlijke legering van zilver en goud, gevonden in de bedding van plaatselijke rivieren! Koning Croesus slaagde erin het goud van het zilver te scheiden en voortaan munten in beide metalen te vervaardigen, procedé dat hem schatrijk maakte.De link naar onze uitdrukking “zo rijk als Croesus” was door pientere Passers gauw gelegd! Samen met de verspreiding van de muntstukken deden ook de eerste symbolische afbeeldingen erop hun intrede: bij Croesus bijvoorbeeld een klauwende leeuw in gevecht met een olifant, bij de Grieken de olijftak en de uil, symbool van de godin Pallas Athene, beschermgodin van de stad. Julius Caesar maakte het nog bonter en liet zichzelf afbeelden op de Romeinse munten, wat tot dan toe alleen aan goden was voorbehouden. Hij zag het belang in van geld, niet alleen voor de economie, maar ook als propagandamiddel voor zichzelf: overal immers waar deze Romeinse munten in omloop waren, ook dus bij de overwonnen volkeren, maakte hij op die manier duidelijk wie de baas was! Na de oudheid passeerden we de middeleeuwen en merkten we dat, “onder druk van de toenemende handel en de verstedelijking munten met een hogere waarde en een internationale status” stilaan in omloop kwamen. De Chinezen waren er als eersten bij om ook papiergeld op de markt te brengen, weliswaar maar als keizerlijk privilege. In Europa verschenen de eerste bankbiljetten in de tweede helft van de 17de eeuw in Zweden; dit gebeurde samen met het ontstaan van de eerste centrale banken. De jongste in dat rijtje is de Europese Centrale Bank (1998) met hoofdzetel in Frankfurt. Bij ons kwamen de eerste biljetten, met een waarde van 1000 frank, in omloop in 1860, een jaar na de oprichting van de bank. Om valsmunterij tegen te gaan, werden de oorspronkelijke zwart-wit biljetten later gedrukt in een blauwe kleur, want kleurenfoto’s bestonden nog niet en op die manier werd de vervalsers een hak gezet! Bij een van de vitrines vestigde de gids onze aandacht op een biljet met astronomische nominale waarde: 500 miljard dinar uit het voormalige Joegoslavië en daterend uit… 1993! Het hoort dan ook thuis bij de zgn. inflatiebiljetten, uitgegeven wanneer het prijspeil stijgt, de koopkracht daalt en de munt haar waarde verliest. Geheel terzijde (Ben Crabbé?) kwam ook onze “nationale” Gutt ter sprake met zijn geldsanering als gevolg van de enorme inflatie onder WO II. Heel wat drama’s waren hiervan het gevolg! En zo belandden we stilaan in moderne tijden en kwam ons aller euro in zicht, de munt die door alle aangesloten lidstaten wordt gebruikt. Tussen de speciale uitgaven zaten wel enkele prachtexemplaren! Van de eurobiljetten wordt sinds 2013 geleidelijk een nieuwe reeks, de Europareeks, gedrukt. De biljetten van 5, 10 en zopas ook 20 € zijn al in omloop. We leerden ook hoe een bankbiljet “geboren” wordt en maakten aan de hand van een vijf eurobiljet kennis met de “voelen, kijken, kantelen”-methode en de echtheidskenmerken van het eurobiljet. Verwonderlijk genoeg kon de “euro-koe” op niet veel belangstelling rekenen met op haar vacht afbeeldingen van verscheidene stukken uit het museum. En wie merkte op haar voorpoten de Latijnse spreuk op: “Pecunia non olet” (Geld stinkt niet!)? Waar dan wel veel aandacht naar ging, waren de inflatietafels tegen de muur in de laatste zaal. Hier kan je aan de hand van de prijs van een aantal dagelijkse producten en het gemiddelde uurloon van een handarbeider (verscholen in de tafellades!) door de jaren heen, je eigen koopkracht vergelijken met die van je voorouders. En al zagen het brood en de kotelet er niet erg appetijtelijk uit, vergeleken werd er!!! Vooral de evolutie van de prijs van een bepaald soort drank door de eeuwen heen!!! Maar ja, mannen weten waarom…Met zaal 7 kwam er ook een einde aan deze “fascinerende reis doorheen de wereld van het geld” en werd de belofte waarvan hier eerder sprake met brio ingelost. En daar had ook Jeroen, nog maar pas sinds september bezig met deze job, een ruim aandeel in. Dachten wij…. Tijd dus om een bezoekje te brengen aan het door Jean geselecteerde ‘restaurant van de dag’: “Chez Vincent” in de Predikherenstraat. Wat hadden ze daar in de aanbieding? Als aperitief een kir op basis van witte wijn; in het voorgerecht huisde een kaasfondue; in het hoofdgerecht zwom een pladijsfiletje in een sausje op basis van tomaat en basilicum, vergezeld van “pomme duchesse”; om de gaatjes te vullen volgde dan nog een “witte madam” ruim voorzien van chocoladesaus. Met een paar glazen best lekkere witte wijn en een koffie aan toe werd alles afgerond. Heel lekker, oordeelden de meesten, hoewel voor grote eters (zoals ondergetekende!) de hoofdschotel wat magertjes uitviel. Maar er zijn erger dingen in het leven… Vermelden we nog dat tijdens het aperitief de jarigen -Remi, de afwezige Jan en Paul, deze laatste met terugwerkende kracht wegens vorige maand compleet over het hoofd gezien-, zich mochten verheugen in welgemeende felicitaties, gelukkig niet vergezeld van enig zangwerk, hoewel daar wel een schuchtere poging toe werd ondernomen (nietwaar Yves!). Toen dit alles achter de kiezen zat en na het gewone, maar altijd weer gezellige kletswerk, was het tijd voor het vromere werk. Sint-Goedele en Sint-Michiel zouden ons verwelkomen in de persoon van onze twee gidsen: Frederica De Rop en Lou Peetermans. We doen een schuchtere poging hun boeiend verhaal weer tot leven te brengen. Beginnen we met een brokje geschiedenis. Op één van de heuvels van de Brusselse binnenstad stond heel vroeg al een kapel toegewijd aan St.-Michiel. In de 11de eeuw werd er een romaanse kerk gebouwd en tot kapittelkerk verheven. Na de overbrenging van de relikwieën van Sint-Goedele kreeg de kerk haar dubbele naam. Op en rond dit romaans gebedshuis, waarvan we de grondvesten onder het schip achteraf nog zouden bezoeken, werd geleidelijkaan de huidige gotische constructie opgericht. De bouw werd begin 13de eeuw aangevat met de kooromgang en de straalkapellen en zou ongeveer 300 jaar duren, wat een ware staalkaart oplevert van de ontwikkeling in de Brabantse gotiek.Dankzij glazen “tegels” in de vloer krijgt men zicht op overblijfselen van het romaanse bouwwerk. Onze gids wees ons ook op de omtreklijnen van de buitenmuren, zichtbaar gemaakt op de vloer van de kathedraal door middel van een lichtere vloerbedekking. De vloer van de romaanse kerk bevond zich een heel stuk lager dan die van de huidige kathedraal. Merkwaardig is ook de aanwezigheid van twee graven. Na de voltooiing van de collegiale werden nog tal van ingrijpende renovaties en restauraties doorgevoerd. In het laatste kwart van de 20ste eeuw vond de meest intensieve restauratie aan de kathedraal plaats waarbij tal van “middeleeuwse” constructieproblemen definitief werden opgelost. Bij de splitsing van het bisdom Mechelen in de jaren zestig - Antwerpen werd toen “zelfstandig”- werd het bisdom herdoopt in Mechelen-Brussel. De aartsbisschop behield, zoals voordien, zijn zetel in Mechelen en de hoofdkerk in Brussel werd verheven tot kathedraal met de dubbele benaming, zij het dan ook maar als “tweede in rang” (dixit onze gids!). Dan begon dan de rondgang door de kathedraal. Lou wist onze aandacht te vestigen op heel wat zaken waar je anders als “Einzelgänger” gegarandeerd aan voorbijloopt: de kenmerken van de verschillende gotische periodes, afhankelijk van het “bouwmoment”; het triforium (reeks kleine zuiltjes waarachter zich het looppad bevindt rond heel de binnenruimte) met klaverbladvormige boogjes; de zuilkapitelen met hun gekrulde koolbladen bovenaan; de prachtige glasramen waarvan sommige echt de indruk wekten driedimensionaal te zijn, of andere die het hele verhaal van het “Sacrament van het Mirakel” vertellen; tegen de zuilen de levensgrote beelden van de apostelen, elk met hun eigen attributen; het prachtige albasten passieretabel achter het koor; het indrukwekkende orgel dat “als een zwaluwnest onder de gewelven hangt” (we mochten raden naar het aantal orgelpijpen: meer dan 4000 in totaal!). Bijzondere aandacht kreeg de machtige preekstoel, een schitterend voorbeeld van barokke beeldhouwkunst, met onderaan de zondeval van Adam en Eva (het Oude Testament) terwijl zij uit het paradijs verdreven worden, en bovenaan de beloofde verlossing met de Maagd en het Kind Jezus (Nieuw Testament): beiden houden een lang kruis vast waarmee ze de kop van de slang doorboren, teken van overwinning op de zonde. Tussenin de eigenlijke preekstoel voor de verkondiging van het woord Gods. Eindigen deden we in de Schatkamer met een belangrijke hoeveelheid edelsmeedwerk (kelken, monstransen…), borduurwerk (kazuifels…) en in het midden de beroemde reliek van het ware kruis. Bij de prachtige gewaden brak onze gids, zelf een fervent liefhebber van heemkunde, een lans voor het bewaren van deze kunstvoorwerpen en ze te behoeden voor een roemloze ondergang, vooral het gevolg van de modernisering van de priestergewaden. Men weet niet goed wat ermee aan te vangen en verwaarlozing van dit mooie stukje erfgoed is vaak het trieste gevolg (soms zijn ze zelfs op rommelmarkten te vinden!). Waarschijnlijk vergeet ik nog heel wat zaken, maar eindigen wil ik met de gedachte aan de talrijke belangrijke historische gebeurtenissen die in deze kathedraal al plaatsvonden, van doopsels, kroningen, huwelijken, Te Deums, begrafenissen van koningen en prinsen, keizerlijke of pauselijke bezoeken: dan wordt men alleen maar stil in de nabijheid van dit majestueuze gebouw… En of haar officiële naam nu “Sint-Michielskathedraal” is, of “Sint-Michiels en Sint-Goedelekathedraal”, of gewoon “Sainte Gudule” zoals de Brusselaars haar noemen: het blijft een kathedraal van een kerk! Dat er na dit bezoek nog ruim tijd over was om alle indrukken te verwerken bij een smakelijke pint, heeft niemand zich beklaagd! Bij “Toone” zou er plaats genoeg zijn, wist Maurice, en hij loodste ons dan ook vakkundig door de toch niet zó drukke straten van centrum Brussel (toch een beetje terreurvrees misschien?). Vergis ik mij dat het achteraf op de trein huiswaarts niet zo stil was als anders? Saluut… en tot in Antwerpen!Pierre |
|
||||