|
|
"VAN AFRIKA TOT IN……. DE MAROLLEN!"
Vrijdag 17 januari 2020
Toen de busklok digitaal stipt acht uur meldde, sloot Guido prompt de deuren van zijn Violetta Car juist toen de laatste van de 28 zijn entree net niet had gemist! Een succes dus en wij, met een klein beetje fileangst weliswaar, richting Brussel. En of de verkeersgoden ons genadig waren: geen file te bespeuren in Vlaanderens verste verten behalve dan in de hoofdstad zelve! Maar we hadden genoeg reserve en zo konden ze ons bij “Tembo”, hoewel ze daar nog niet goed wakker waren, in alle rust toch van de nodige bakjes troost voorzien[1-4], zodat we mentaal en lichamelijk gesterkt aan de verovering van Afrika konden beginnen! Zeker niet te vergeten: het mooie gebaar van de groep op initiatief van Jean Charlier om het bestuur met een uitstekende fles wijn en een hartverwarmende tekst (in dichtvorm notabene!) te danken voor hun inzet. Merci, mannen!
***
Het museum, voluit Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, kwam er eigenlijk door de wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel. Toen pronkte Leopold II in het Koloniënpaleis in Tervuren met objecten en kunst uit de Belgische kolonie Congo. Er werden ook een paar Afrikaanse “kijkdorpen” nagebouwd waar de bezoeker zich vergaapte aan de bewoners van Leopolds ”Congo Vrijstaat” en hun inheemse leefgewoonten. Schrijnend was wel het bordje erbij dat waarschuwde de bewoners niet te voederen! Zeven van de Congolese bewoners overleefden het hier niet door de kou. Hun namen lees je in spiegelschrift op het grote glasraam[13]. Na de wereldtentoonstelling werd de tijdelijke expo permanent en toen het Koloniënpaleis al snel te klein bleek, liet Leopold een nieuw, reusachtig museum bouwen dat door zijn opvolger Albert I werd ingehuldigd[11].
Nu, na vijf jaar renovatie, opende het Afrika Museum een goed jaar geleden (december 2018) opnieuw de deuren. Vóór de renovatie was de permanente tentoonstelling enigszins achterhaald en werd het koloniale beeld nauwelijks vanuit een kritische hoek belicht. Dat het renovatieproject heel wat voeten in de aarde had en op heel wat kritiek botste, is ondertussen genoegzaam bekend!
Het nieuwe glas-staal-en-beton onthaalpaviljoen (van dezelfde architecten als het M-Museum in Leuven) met balie, shop, restaurant Tembo en vestiaires, werd helemaal losgekoppeld van het oude gebouw, zodat daar meer tentoonstellingsruimte vrijkwam. Via een indrukwekkend trappencomplex (waarom hier geen roltrappen?) [5] duikt de bezoeker twee verdiepingen naar beneden waar hij, na de passage van de ticketcontrole, in de nieuwe ondergrondse galerij terechtkomt. Die verbindt het onthaalpaviljoen met het beschermde museumgebouw. Op de muur in vier talen de niet mis te verstane spreuk “Alles gaat voorbij, behalve het verleden”[8-9]. De indrukwekkende prauw werd ooit door Leopold III gebruikt op een van zijn rondreizen in Congo. In de holte aan de uiteinden konden buitenboordmotoren aangebracht worden, omdat, door het oponthoud bij het maken van foto’s, de roeiers zijn Liliane in een andere boot niet konden volgen! Door het uitdiepen van de binnenkoer in het oude museum kan er aan het uiteinde van de “tunnel” meer licht in de benedenverdieping stromen. Het sobere ontwerp en de bewuste keuze voor wit zowel voor het plafond, de muren als de gepolijste betonvloer (glad!) creëren een heel aparte sfeer.
Aan het einde van de gang het ondergrondse zaaltje met de veelzeggende naam “Buitenspel gezet”, -ook wel een beetje spottend maar niet minder typerend het “schaamtedepot” genoemd[12,42 en 43]- met stereotype figuren uit het verleden die, door de controverse die ze oproepen, niet direct in the picture konden gezet worden: talloze bustes, alle met gesloten ogen; deberuchte “luipaardman” gekleed in luipaardvel en masker met metalen klauwen die zich buigt over een slapende man (vrouw?)[41]. De toelichting vertelt dat die luipaardmannen inderdaad een rol speelden in rituele oorlogen in Congo, maar dat er ook allerlei woeste geruchten gingen over als luipaard vermomde moordenaars die het hadden gemunt op onschuldige mensen.
Via de ondergrondse gang en alweer een reeks trappen (men zou er haast een trappencomplex van krijgen!) belanden we dan in het museum zelf. In het voorbijgaan ontdekken we door een van de glazen deuren nog een bekende “figuur”: de olifant van het chocolademerk “Côte d’Or”, een gift van diezelfde firma [15]; dit beeld stond op de wereldexpo van 1935 in Brussel.
Met een goed plan, beschikbaar aan de balie, kom je gemakkelijker door de verschillende zalen. Daar leer je dat er lang vóór Stanley en C° al “leven” in de Congo was; dat de krokodillen er nog altijd even vervaarlijk uitzien als voor de restauratie van het museum; maak je kennis met de oudste tand van Afrika; ontdek je in de zaal van de koloniale geschiedenis en onafhankelijkheid de idyllische muurschilderingen[21-22] en de oude, opgefriste en waar nodig gerestaureerde wandkaarten met de verschillende ontdekkingstochten; kom je in het mineralenkabinet[25-26] o.a.te weten dat het erg begeerde coltan overvloedig aanwezig is en gewonnen wordt in Oost-Congo; sta je in een volgende zaal oog in oog met de ontzaglijke rijkdommen van Congo (o.a. de diverse fel gegeerde houtsoorten ); kijk je eerbiedig op naar natuurgetrouwe beelden van Afrikaanse diersoorten (olifant, giraf… ); je leert er dat Leopold II schatrijk werd deels door het dure ivoor dat hij verkreeg door het illegale afschieten van Congolese olifanten, maar ook door het toeval gediend werd: zo werd rubber pas interessant bij de ontdekking van de opblaasbare rubberband en… heel Congo bleek vol te staan met rubberbomen! De exploitatie van ivoor en rubber ging echter gepaard met buitensporig geweld! In de zaal “Rituelen en Ceremonies”maakt een schitterende collectie maskers, hoofdtooien en “ceremoniekledij” werkelijk indruk: men zou haast eerbiedig een stapje opzijzetten[16-17-19-20]!
Het meest spraakmakend is wel de gerestaureerde grote rotonde met uitzicht op het park. Centraal geen Leopold II meer, maar een levensgroot hedendaags kunstwerk van een Congolese kunstenaar, symbool van het ontluikende Afrika, waarin men met enige verbeelding de contouren van Congo kan herkennen[29]; in de vier nissen, hoog boven de hoofden van de bezoekers, vier goudkleurige, oude koloniale standbeelden, die - zwaar gecontesteerd maar beschermd door Monumentenzorg en dus onaantastbaar! - de Belgische bijdrage aan de beschaving, veiligheid en welzijn in Congo illustreren[28en 30]! De “ivoren” buste van Leopold II is verhuisd naar een discreet hoekje in een aangrenzend zaaltje. Hij stond eerst met zijn rug naar het publiek gekeerd, dan in zijaanzicht terwijl hij nu de aanwezigen toch in hun gezicht durft te kijken!!! Het ivoor in dezelfde vitrine (o.m.een indrukwekkende slagtand van een olifant) zal er wel niet toevallig bijliggen, zeker! Ook de “Herdenkingsmuur”[37] met Belgische “pioniers”, gestorven in Congo, ontsnapte niet aan ernstige kritiek. Daar staat nu een bordje bij dat er ook Belgische vrouwen zijn omgekomen én miljoenen Congolezen. Ook het schaduwspel met de namen van de zeven gestorven Congolezen op de “Herdenkingsmuur” zet een en ander in de juiste context[38]!
Verrassend was de kennismaking met “Moseka”, de verkeersrobot, een stevige meid van 160 kg en 2.90 m groot! Naar het schijnt controleert zij in Kinshasa en Lubumbashi op drukke kruispunten het verkeer[35]. In deze zaal wordt ook de creativiteit van de Congolese vrouwen in de kijker gezet.
Eindigen deden we in de afdeling “Talen en muziek” waar een “muzikale” kaart de aandacht trok. Nooit gedacht dat zoveel Afrikaanse ritmes van hieruit de wereld zouden intrekken en veroveren. Of wisten jullie wèl dat de roots van rumba, salsa, reggae en andere mambo’s in Congo/Afrika liggen? Er kon ook een dansje geplaatst worden, maar daarvoor ontbrak het enthousiasme blijkbaar!
Ik hoorde heel wat enthousiaste reacties na dit bezoek, o.m. om met de partner nog eens terug te komen en de hele rondgang nog eens rustig over te doen! Dat zegt toch voldoende, niet? Dan kan je trouwens ook alles ontdekken wat ik vergeten ben en waarvoor mijn “verexcuseringen”!!! ***
Einde bezoek, dus in zeven haasten terug naar Tembo, het schitterend gelegen museumrestaurant in het onthaalpaviljoen. Het uitzicht op de Franse tuin is er adembenemend mooi[47] en chef Marcel en zijn crew bleken supervriendelijk! De kir zette onze jarigen, Thieffry en Gerard, in de kijker[44], de winnaars van de maand, werden door de vaardige handen van Monique en jarige Lut [45] gelukkig gemaakt; en dan mocht de verse soep met seizoensgroenten aanrukken gevolgd door supermals en smaakvol stoofvlees met een kroontje in groen en in het bijzijn van knapperige frietjes “à volonté”. Tenslotte mocht een gebakje met koffie de nog resterende gaatjes vullen. Vermelden we nog dat wijn in wit en rood en water gebubbeld of niet er ook nog bij hoorden. Ik had zo de indruk dat de meesten nog graag wat gebleven waren, maar de achterstand op het dagschema begon zo stilaan dramatische vormen aan te nemen, dus op met de bende naar de Marollen waar Bruegel op ons wachtte! ***
Rond 1563 verhuisde Bruegel van Antwerpen naar Brussel waar hij huwde met Mayken, dochter van zijn vroegere leermeester Pieter Coucke. Ze kregen drie kinderen: twee zonen en een dochter. Beide zonen zouden later in de voetsporen van hun vader treden. De oudste, Pieter Bruegel de Jonge, kreeg omwille van zijn voorliefde voor het schilderen van groteske wezens de bijnaam “De Helse Bruegel”, terwijl zijn jongere broer, Jan Bruegel de Oude, voornamelijk bloemen en stillevens schilderde en er de bijnaam “Fluwelen Bruegel” aan overhield. Pieter Bruegel de Oude zelf schilderde bij voorkeur volkse taferelen en scènes uit het plattelandsleven. Hierdoor werd hij door de kunsthistorici meestal bestempeld als de “Boerenbruegel”. Bekend van hem zijn o.m. “De val vanIcarus”, “De toren van Babel”,“Kindermoord te Bethlehem”,“Luilekkerland”, “Triomf van de dood” en vele tientallen tekeningen. Naar het einde van zijn leven toe kregen zijn werken een somberder en grimmiger karakter. Dit is niet moeilijk te begrijpen gezien de voortdurende godsdienstperikelen, de Beeldenstorm en de onthoofding van de graven Egmont en Hoorn door Alva op bevel van de Spaanse koning. Hun standbeeld staat in het Zavelparkje[63]. ***
Onze wandeling moest ons langs locaties leiden waar Bruegel en zijn zonen leefden, werkten, vergaderden of hun vrienden ontmoetten, via de Zavel en de Koninklijke wijk met daarbij aandacht voor de edelen die zijn tijdgenoten waren, vrienden en opdrachtgevers, voorbij het zogezegde Bruegelhuis.
Startpunt: de Kapellekerk. Daar wachtte onze gids Luc De Meulemeester[52-53] (wel verwittigd van onze “retard”!) geduldig op onze komst, maar door onze achterstand op het tijdsschema, kon hij zijn normale programma niet volledig afwerken, waar door de bijtende kou enkele bibberende Passers niet rouwig om waren! Dus maar snel de Kapellekerk binnen, waar een bescheiden grafmonument in de vorm van een marmeren plaat herinnert aan Pieter Bruegel de Oude[50]. Op de Latijnse tekst lezen we een hommage aan de meester. Het schilderij erboven,“Christus geeft de sleutels aan Sint-Pieter”, wàs een originele Rubens, maar werd destijds door de pastoor verkocht om de kas te spijzen! Het huidige werk is een kopie uit die tijd. Gedurende een korte tijd liep er in de kerk ook een tentoonstelling van hedendaagse kunstenaars met hun eigen interpretatie van werken van Bruegel. Na hevige contestaties werden de werken weer verwijderd als zijnde te… pornografisch! Je kan doorheen de kerk ook een “zoektocht” maken naar afbeeldingen die gelinkt zijn aan werken van Bruegel[49].
Weer naar buiten dan voor een ontmoeting met de meester himself, zij het dan “in steen verheven”! Het beeld op de Kapellemarkt naast de kerk, een werk van Tom Frantzen, stelt een schilderende Bruegel voor als voor een raam gezeten, kijkend in de richting van het Pajottenland, zijn grote inspiratiebron[54-55-56]. De gids wees ons op de symboliek die de beeldhouwer in het beeld wist te stoppen: op de schouder van Bruegel zit een aapje dat een omgekeerde trechter op zijn hoofd draagt. Het verwijst naar de satirische ondertoon die vaak in de werken van de schilder terug te vinden is. Op een richel is dan weer een ekster afgebeeld als verwijzing naar het doek “De ekster op de galg”.
Om dichter bij het centrum van geld en macht, en dus potentiële klanten te zijn, en naar het schijnt op aandringen van zijn toekomstige schoonmoeder, verhuisde Bruegel van Antwerpen naar Brussel om zich in de Marollen te vestigen. In die tijd was de buurt rond de Kapellekerk, tussen Justitiepaleis en Zuidstation, allesbehalve een volksbuurt, maar erg in trek bij de elite en bij verschillende welgestelde kunstenaars. Het huis waarin hij mogelijk gewoond heeft, een origineel 16de-eeuws pand in het centrum van de Marollen, lag dan ook in één van de rijkste straten van Brussel[57-58]. In de 16de eeuw was Brussel immers een van de belangrijkste centra van Europa. Karel V had er zijn hoofdresidentie in het Coudenbergpaleis, nu een museum, onder de nabijgelegen Kunstberg. Aan de gevel van dat huis in de Hoogstraat 132 hangt een gedenksteen die hulde brengt aan Pieter Bruegel. Hij zou er gewoond en gewerkt hebben, maar de kans dat de meester daar ooit een voet heeft binnengezet, is nagenoeg onbestaande. Uit nieuw onderzoek zou blijken dat hij niet in de Marollen in de Hoogstraat woonde, maar aan de andere kant van de Kapellekerk. Ook Vesalius resideerde in deze wijk[60]: hij vond er o.a. zijn “materiaal” op de nabijgelegen “Galgenberg”. Behalve het Vossenplein met zijn roemrijke dagelijkse rommelmarkt blijft er van de ooit zo bekende marollenbuurt (helaas?) door de opwaardering van de wijk niet veel meer over: nog een eenzaam voorbeeld is de bric-à-brac t.o. de Kapellekerk[51]. Nu tot “Brueghelwijk” omgedoopt.
Naar aanleiding van de 450ste verjaardag van Bruegels overlijden (hij stierf in 1569), kadert deze wandeling in de vele activiteiten en rondleidingen die met hem te maken hebben en de fascinerende periode waarin hij leefde.Jammer dat we ze in “normale” omstandigheden niet intenser konden beleven, jammer ook - maar dat is dan persoonlijk -dat er nogal veel geschiedenis in zat en weinig Bruegel! Het heuvelachtig parcours eiste veel van de beenspieren en bovendien was de snijdende wind allesbehalve een aangename metgezel. ***
Mijn score voor deze dag? Voormiddag met Africamuseum: +++, Tembo: ++, namiddag met Bruegel: +. Maar ieder zijn gedacht natuurlijk!
Tot volgende maand in “de Limburg”!
Pierre
Beste bestuur, beste musketiers,
Tien jaar lijkt oneindig en traag als kind
Eens oud vliegen de jaren sneller dan de wind
Maar, de 4 musketiers sterven niet
Hun leden willen dat ook niet
Ondankbaar blijven wij genieten en profiteren
Veilig en warm onder hun beschermende vleugels
Vliegen we over land en heuvels
Soms snel een sjaal of pet aan
Want daar komt onze gids aan
Voor het eten nooit geen pech
Alles is voorgeknabbeld in hun bek
Later als ons geheugen ons in de steek laat
Duiken we in ’t Gazetje waar alles in staat
Tussen pot en pint blijft het bestuurzeker een toffe vriend
Maar waar iedereen het meeste van houdt
Is jullie “hart van goud”
Over het werk: één woord “chapeau”
En voor die mooie jaren “Bravo”
Jean, Etienne, Fons en Pierre, de leden danken u.
Jean Charlier
januari 2020
22 meter lang, 3500 kilo, bood plaats aan 100 man en was gemaakt uit de stam van een 60 meter hoge mahonieboom, een inlandse boomsoort; werd al in 2016 binnengebracht; daarna was het niet meer mogelijk omdat er geen voldoende toegangsopening meer was!
Het zijn bustes van Congolezen uit verschillende stammen en leefgebieden, alle gemaakt met levensechte afgietsels (vandaar de gesloten ogen!) door een Belgische kunstenaar in opdracht van het Ministerie van Koloniën
Zie ook “Kuifje in Kongo” het gecontesteerde album van Hergé
Coltan is de naam van een samenstelling van twee mineralen: columbiet en tantaliet. Het wordt gebruikt bij de productie van GSM’s, spelcomputers, pc’s, laptops e.d. en is dus zeer gegeerd. Vandaar ook heel wat illegale handel. (Wikipedia)
Zie foto indrukwekkende doorsnede boomstam!
De olifant en de giraf werden in Congo gedood om te worden tentoongesteld op Expo ’58 in Brussel; na aankomst werden de dierenhuiden opgezet in speciale firma’s in Duitsland en Groot-Brittannië en na de expo overgedragen aan het museum.
“Jong meisje” in het Lingala!
Ook die van de vorige maand moest er nog bij zodat Michel het gezelschap kreeg van Ludo Pacolet!
Enkel David Teniers woonde er met zekerheid. Bruegel en zijn gezin woonden bij het Bogaardenklooster.
|
|
|