Koperen Passer Tienen

Club V-9

Groep Hof ter Rode



Maurice

 

Verslag uitstap "De Brug van Vroenhoven" en de "Toren van Eben-Ezer"

Vrijdag 17 mei 2024
Foto's: Michel Foulon

Voorwoord

Zoals de drie belevingsmomenten van de uitstap naar het kasteel van Hoensbroek ons een doorsnede verschaften van de maatschappelijke, economische en politieke toestand in onze streken zoals die vroeger was, en na enige reflectie ons liet vaststellen dat die toestand vandaag in zekere zin nog steeds hetzelfde is, geeft ook de uitstap naar de “Brug van Vroenhoven” en de “Toren van Eben-Ezer” aanleiding tot kritisch nadenken over verleden en heden.
Ik heb deze keer van mijn hart een steen gemaakt. Alhoewel er bijzonder veel te zien en te beleven is geweest tijdens deze uitstap, heb ik mij in dit verslag beperkt tot de volgens mij essentiële aandachtspunten en bijhorende bedenkingen. 

De Brug van Vroenhoven

Toen wij omstreeks 9.30 u. bij de brug toekwamen, zagen we vanuit de bus een brug, waar je als je eroverheen zou rijden, nauwelijks aandacht aan zou schenken.
Bij het verlaten van de bus en het gaan bekijken van het “Vredesmonument” dat op 21 september 2022 werd ingehuldigd, kregen wij een heel ander beeld van de brug te zien. Een indrukwekkende, imposante constructie, gelegen in het schitterende kader van het hier diep in het Haspengouwse landschap uitgegraven Albertkanaal.
Van het “Vredesmonument” onthoud ik de op het glas geëtste boodschap: “Mijn droom is dat iedere man, vrouw en kind van elke geloofsovertuiging uit ieder volk en land verenigd wordt door de wereldvlam”.
Wij daalden de trappen op de helling naar het Albertkanaal af en kwamen bij de forse stalen ingangsdeur (een bunkerdeur, een gevangenisdeur, een kluisdeur?) die toegang verleende tot het museum.

Lieve Molenaars zou ons rondleiden doorheen dit dubbelmuseum. In het eerste deel wordt onder meer de geschiedenis belicht van het wedervaren van de soldaten in de bunker bij de brug over het Albertkanaal en het fort van Eben-Emael tijdens de eerste 3 dagen (10, 11 en 12 mei 1940) van WO II in België. In het tweede deel is er aandacht voor de historische ontwikkeling en de maatschappelijke en economische betekenis van de Belgische binnenvaart, de kanalen en het leven van planten en dieren erin.
Lieve begon haar uiteenzetting buiten bij het amfitheater. Wij waren verrast door de indrukwekkende, groots opgevatte architectuur die ruimte biedt voor allerlei activiteiten als feesten, recepties, fotografie … Met op de achtergrond de rode brug (kleur van het bloed) en met als centrale punten enerzijds de (zwarte) bunker en anderzijds de twee grote ovalen openingen in de (gele) mergelachtige achterwand van het amfitheater – je ziet de kleuren van de Belgische vlag! - ontstaat een plaatje waarvan je alleen maar kan zeggen: wauw!

Binnen in het museum vertelde onze gids honderduit over het opzet en de aanpak van het oorlogsmuseum. Wij maakten kennis met de wijze waarop de Duitsers, goed voorbereid als ze waren, de Belgen gewoon overrompelden. Zij beschikten over superieur materiaal (tanks, vliegtuigen, wapens, kledij (Hugo Boss) …) en technologie (vrachtzweefvliegtuigen, holle ladingen, raketten …). België, Frankrijk en Groot-Brittannië hadden zich na WO I en het verdrag van Versailles in slaap laten wiegen en zij hadden nauwelijks nog geïnvesteerd in bewapening. Hitler daarentegen deed net het omgekeerde en bouwde in zijn fascistisch Nazi-Duitsland een geweldige legermacht uit.

In het voorwoord noteerden wij al dat ook deze uitstap tot reflectie en bezinning moet leiden. Als wij nadenken over de conflicten in Oekraïne en Gaza, stellen wij vast dat ook hier, net als in ’t verleden, dezelfde wegen bewandeld worden. Terwijl de meeste Europese landen de voorbije decennia de uitgaven voor defensie drastisch inperkten, tastten machtsgeile autocratische regimes, geleid door niets ontziende potentaten, zogenaamd in het belang van het eigen volk, telkens weer de grenzen af om te zien of het niet mogelijk is om nog meer macht en land te verwerven.

Na het bezoek aan dit erg interessante en boeiende oorlogsmuseum bracht Lieve ons in het museum van de binnenvaart. Waar haar uiteenzetting in het eerste museum aan een relatief rustig en inspirerend tempo werd afgehandeld, slaagde zij er in het tweede deel van de rondleiding, en zeker naar het einde van het bezoek toe, helemaal niet meer in om het gezelschap nog enigermate te boeien. Bij het hoe en waarom van het graven van het Albertkanaal was er bij “de Passers” nog veel interesse. Maar omdat zij gaandeweg, mede door tijdsdruk, sneller en sneller haar verhaaltje afhaspelde en zij helemaal de kunst niet verstond om ook maar enige selectie te maken in hoofd- en bijzaken, viel bij velen de aandacht grotendeels weg. Spijtig, want ook dit museum heeft bijzonder veel interessante informatie te bieden, die wanneer goed gebracht, iedereen zou boeien.

Het middagmaal

Onder de brug werd ook een grootse ruimte voorzien waar men van een lunch of een diner kan genieten. Er is zelfs ruimte voor feesten waar zo’n 1000 gasten kunnen ontvangen worden.
Wij werden door Natascha vergast op een soepje, frietjes met karbonade en groenten en als dessert een heerlijk stuk warme appeltaart met verse slagroom. Alhoewel de karbonade wat te zeer verkookt was zodat er nauwelijks nog grotere stukjes vlees te bespeuren waren, werd de lunch toch erg gesmaakt.

Voorzitter Pierre zette de jarigen van de maand mei in de bloemen: Etienne Dewolfs, Alfred D’Or, Jos Vandeven en Victor Boeckaerts.  Ook bracht hij ons Marc Vanberghem in herinnering die ons helaas veel te vroeg is ontvallen.

De Toren van Eben-Ezer

Het namiddagprogramma was voor alle deelnemers een buitengewone verrassing. “De Toren van Eben-Ezer” roept voor iedereen die hem ziet allerlei bedenkingen op als: “Wat is dat?”, “Wie heeft zoiets verzonnen?”, “Wat is hier aan de hand?”.

Corry Schoenmakers verwelkomde ons. Wij werden verbluft door wat wij te zien en van haar te horen kregen. Op zeer deskundige, overtuigende wijze en met aandacht voor de interactie met haar publiek, informeerde zij ons over de geschiedenis en de betekenis van dit magische bouwwerk dat tussen 1951 en 1965 door filosoof, autodidactische kunstenaar, steenkapper, architect, schrijver, activist, anarchist en pacifist Robert Garcet ontworpen en gebouwd werd.
Het bouwmateriaal dat hij gebruikte was silex, ook vuursteen of flint genoemd, een zeer hard gesteente dat in het secundair tijdens de krijtperiode in een tropisch zeemilieu gevormd werd in de afzettingen die door het afsterven van koraaldiertjes, schelpen … zijn ontstaan.
De vierkante toren is 16,80 meter hoog en 12 meter breed. De zijden richten zich naar de vier windrichtingen: noord, oost, zuid en west (Nooit Opstaan Zonder Wekker). De ronde hoektorens fungeren als kolommen. Op de kantelen van elke hoektoren staat een reusachtige betonnen cherubijn. De cherubijnen kondigen de Apocalyps aan: de Stier aan de noordwestzijde, de Mens (in een sfinx-gedaante) aan de zuidwestzijde, de Leeuw aan de zuidoostzijde en de Adelaar aan de noordoostzijde.
Via de smalle wenteltrap bereikten wij de tentoonstellingsruimten op de verschillende verdiepingen, de ene nog meer verbluffend en bevreemdend dan de andere. Vanop het platte dak van de toren heeft men een ongelooflijk uitzicht op de schitterende omgeving: het Haspengouws plateau, de vallei van de Jeker en de krijtgroeve van Romontbos (ontginning voor de cementovens van Lixhe).

Wij maakten uitgebreid kennis met het adagium van deze visionaire filosoof: “Aimer, Penser, Créer”. De werken die hij naliet ademen zijn hang naar pacifisme (het gebroken geweer) en vrede uit. Eigenlijk zou iedereen, zeker de politici en zij die hun macht misbruiken, moeten kennismaken met het gedachtegoed van deze echte, wellicht wat naïeve, iedereen liefhebbende de mens. 

Conclusie

Ondanks het verschrikkelijke regenweer, zeker in de namiddag, was dit voor de deelnemers weer een bijzonder verrassende en boeiende uitstap, een voltreffer waarover nog flink kan gereflecteerd worden. De belangstelling van “De Passers” was deze keer miniem. Lag het aan de kostprijs? Die was zo hoog omdat wij gebruik hebben moeten maken van een veel duurdere Duitse busmaatschappij aangezien nergens in onze regio een bus ter beschikking was. Feit is dat de kosten een flink stuk lager zouden zijn (meer dan 20 euro) indien wij hadden kunnen rekenen op een belangstelling zoals die voor de uitstap naar Kleine Brogel.  De nu aangerekende prijs zou nog een flink stuk hoger geweest zijn indien de penningmeester de kas niet flink had pijn gedaan.
Een en ander maakt het voor de organisatoren niet gemakkelijk. Bij het plannen vertrekken wij van een minimaal deelnemersaantal van 25. Op die basis maken wij, maanden voor de activiteit, afspraken met de locaties en het restaurant waar wij de lunch willen gebruiken. Dat is ook de basis waarop de uitnodiging wordt opgesteld en de prijszetting wordt gedaan. Zijn er minder dan 25 deelnemers dan stijgt de prijs voor de organisatie in verhouding en moet de kas bijpassen (wat hier dus in ruime mate is moeten gebeuren!); zijn er meer deelnemers dan dalen uiteraard de kosten.

Groetjes en tot … op het diner in Kelsbekerhof!

Maurice                      Ransberg, 18 mei 2024

 

 

Foto